Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4072/GA, 6 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4072/GA                     

Betreft [Klager]            Datum 6 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, vanwege (psychisch) dreigend, denigrerend en recalcitrant gedrag, ingaande op 26 april 2019 om 13:55 uur en eindigend op 30 april 2019 om 13:55 uur.

De beklagcommissie heeft op 24 juni 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming van €20,- toegekend (VU 2019/000769). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, en klager gehoord op de zitting van 14 augustus 2020 in de PI Vught.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft op 26 april 2019 tijdens een celinspectie zich (verbaal) agressief gedragen jegens het personeel. Klager riep: “jij en jouw collega’s zijn stront voor mij. Jullie moeten ander werk gaan zoeken. Jij komt alleen maar zeiken over een lepel.” Het betrokken personeelslid voelde zich bedreigd door de houding die klager aannam in combinatie met de verbale agressie van klager. Het personeelslid trachtte vervolgens de celdeur te sluiten maar klager verhinderde dit door de deur tegen te houden. Om verdere escalatie te voorkomen heeft het personeelslid de deur met enige druk moeten sluiten. Een dag eerder was klager ook al verbaal agressief jegens het personeel. Ook tijdens de afhandeling van het rapport kwam klager zeer dreigend over. Tijdens het horen stond klager dreigend op, hij boog zich over de tafel en wees dreigend met zijn vinger naar de directeur. Klager is dus weldegelijk gehoord aangezien klager tijdens het horen zich ook dreigend opstelde tegen de directeur. De directeur is het ook niet eens met het oordeel van de beklagcommissie dat de straf aan de hoge kant is en gehalveerd moet worden. Klager had immers op grond van zijn gedragingen veertien dagen strafcel kunnen krijgen. De directeur acht vier dagen opsluiting in een strafcel dan ook redelijk en billijk. 

Standpunt van klager

Het gaat klager om de manier waarop alles is verlopen. Klager moest tijdens de recreatie van cel wisselen. Klager had zijn cel schoongemaakt, maar kwam vervolgens zelf in een vieze cel terecht. Klager was hier niet over te spreken en heeft hier dan ook met enige frustratie en boosheid wat van gezegd. Klager vond dat de persoon die voor hem in deze cel verbleef dan wel de afdelingsreiniger de cel schoon zou moeten maken. Echter moest klager zelf zijn cel schoonmaken. De volgende ochtend toen er een celinspectie plaatsvond, wegens een verdwenen lepel, kon klager het niet laten om zijn ongenoegen te uiten over de gang van zaken van de dag ervoor. Klager was nog steeds enigszins boos en gefrustreerd dat de hygiëneregels, en kennelijk ook de veiligheidsregels, niet goed werden nageleefd. Het personeelslid wilde de discussie niet met hem aangaan en probeerde de deur van klagers cel te sluiten. Op dat moment stond klager nog in de deuropening van zijn cel aangezien hij nog niet uitgesproken was. Klager zette vervolgens zijn voet tussen de deur om de deur niet tegen zich aan te krijgen. Klager is behoorlijk gefrustreerd over de gang van zaken omtrent de overplaatsing en omdat er niet naar hem geluisterd werd. Op het moment dat de directeur langskwam om klager te horen was klager nog steeds boos over het voorval. Klager vertelde de directeur dat hij niet in de rotzooi van anderen gaat zitten en wees daarbij met zijn vinger op de tafel. Klager wilde het gesprek stoppen en wilde terug naar zijn cel, maar op dat moment werd klager ingesloten. Het verbaasde klager dat hij vier dagen naar de isoleercel moest omdat hij van mening was dat hij niets verkeerds had gezegd. Klager stelt dat hij niemand heeft bedreigd of heeft uitgescholden.

3. De beoordeling

Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende komen vast te staan dat klager met zijn gedrag - zoals door de directeur omschreven - de orde en de veiligheid in de inrichting heeft verstoord. De directeur heeft hem hiervoor in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen. Op grond van de Landelijke Sanctiekaart 2016 (hierna: Sanctiekaart) kan voor fysieke dan wel mentale bedreiging van het personeel maximaal veertien dagen opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte dan een strafcel worden opgelegd. Klager heeft vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd gekregen, hetgeen ruim binnen de kaders van de Sanctiekaart valt.

Ten aanzien van de hoorplicht is de beroepscommissie van oordeel dat klager door de directeur is gehoord. Klager heeft zelf aangegeven dat de directeur langs is gekomen om hem te horen en dat hij op dat moment nog boos was over het voorval. Klager heeft toen tegen de directeur verklaard dat hij niet in de rotzooi van anderen gaat zitten, waarbij hij met zijn vinger op de tafel heeft gewezen. Volgens klager wilde hij zelf het gesprek stoppen. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat klager wel degelijk in de gelegenheid is gesteld om zijn verhaal te doen. Dat klager kennelijk nog zo gefrustreerd was over de hele gang van zaken dat hij zelf het gesprek wilde stoppen, kan de directeur dan ook niet achteraf worden tegengeworpen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de door de beklagcommissie aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. M. Keppels, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven