Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0349/GV, 12 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/349/GV

betreft: [klager] datum: 12 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Zijn verzoek om strafonderbreking is afgewezen omdat klager het onvoldoende zou hebben onderbouwd. Hij heeft echter genoeg stukken overgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie ten onrechte voor de derde maal negatiefgeadviseerd. Dit advies is niet juist.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op het negatieve advies van de officier van justitie en het feit dat er geen sprake is van een biologische band, noch een langdurige vader-zoon relatie tussen klager en zijn zoon en er twijfels bestaan of klager bij machte isthuis de begeleiding te geven die noodzakelijk is, bestaat aanleiding de gevraagde strafonderbreking niet te verlenen

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mede gelet op het negatieve advies van de officier van justitie.
De officier van justitie bij bet arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking aangezien klager recentelijk tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld en er eengroot recidivegevaar bestaat. Daarbij bestaat er geen biologische band, noch een langdurige vader-zoon relatie met zijn zoon, die hij tijdelijk wil bijstaan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens verkrachting, bedreiging en doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 oktober 2006.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/981DJ1 (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerend kind.

De beroepscommissie overweegt dat uit de overgelegde gegevens onvoldoende is gebleken van een noodzaak als bedoeld in de Regeling tot het verlenen van strafonderbreking. Klager geeft in zijn brief aan de officier van justitie aandat er binnen zijn gezin ernstige problemen zijn die zijn vrouw niet kan oplossen. Het belangrijkste probleem is de financiële situatie waarin zij thans verkeert. Daarnaast veroorzaakt het gedrag van zijn zoon ook de nodigeproblemen. Vorenstaande niet met medische of financiële verklaringen van daartoe geautoriseerde instanties onderbouwde verklaringen kunnen echter niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 34 vande Regeling. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven