Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7954/GB, 5 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7954/GB             

Betreft klager  Datum  5 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 juli 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 26 augustus 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. L.J.P. Mentink, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In tegenstelling tot wat in de bestreden beslissing vermeld staat, dat op 6 juli 2020 aan klager is medegedeeld dat zijn visum is ingetrokken, is dit pas op 14 augustus 2020 aan klager medegedeeld. Ten tijde van de bestreden beslissing was klagers visum dus nog niet ingetrokken en derhalve geldig. Klager is daarom ten onrechte in de PI Ter Apel geplaatst. Tegen de beslissing tot intrekking van zijn visum heeft klager een bezwaarschrift ingediend, dat opschortende werking heeft. Klager heeft dus nog steeds een rechtmatig verblijf in Nederland. Daarnaast is met klagers plaatsing in de PI Ter Apel te weinig rekening gehouden met zijn persoonlijke belangen. Zijn kinderen en kleinkinderen wonen allemaal in Noord-Holland en dus ver weg van de PI Ter Apel.

Standpunt van verweerder

Klagers raadsvrouw heeft in beroep geen nieuwe gronden aangevoerd. Verweerder verwijst daarom naar de inhoud van de bestreden beslissing.

Uit een e-mailbericht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 4 september 2020 komt naar voren dat klager op geen enkele grond een rechtmatig verblijf in Nederland heeft.

Klager heeft bezwaar ingediend tegen het intrekken van het visum, maar heeft niet verzocht om een voorlopige voorziening, aldus de IND. Volgens de IND heeft het indienen van een bezwaarschrift geen opschortende werking. In dat geval had klager ook een verzoek om een voorlopige voorziening moeten indienen en had hij, in afwachting van de beslissing op dat verzoek, rechtmatig in Nederland mogen verblijven.

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 20 juli 2020 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

Uit de stukken, waaronder klagers registratiekaart, het selectieadvies van de PI Alphen van 16 juli 2020 en de schriftelijke inlichtingen van de IND, volgt dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 . Er bestaan geen aanwijzingen dat verweerder - ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing - niet heeft mogen uitgaan van de juistheid van de aan hem verstrekte gegevens over klagers vreemdelingenstatus. Wat betreft het tegen de beschikking tot intrekking van het visum van klager ingediende bezwaarschrift, geldt dat niet is gebleken dat een voorlopige voorziening is gevraagd of getroffen. Het in dat kader ingediende bezwaarschrift genereert, zo blijkt uit de inlichtingen van de IND, op zichzelf geen opschortende werking. Dit betekent dat het klager niet is toegestaan de beslissing op het ingestelde bezwaar in Nederland af te wachten. Op basis van de stukken moet het daarom ervoor worden gehouden dat hij behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Klager voldoet daarmee aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. De namens klager aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat afgeweken dient te worden van het uitgangspunt van plaatsing van klager in de PI Ter Apel.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 5 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.          

secretaris        voorzitter

Naar boven