Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6121/GA, 28 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer

R-20/6121/GA

 

Betreft  [klager]

Datum 28 oktober 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hem een  e-mailbericht van zijn vriendin op 14 januari 2020 via eMates is geweigerd omdat het maximum van tien berichten was bereikt.

De beklagcommissie heeft op 17 februari 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (VU 2020/000182). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. C. Vingerling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Het controleren van eMates berichten kost erg veel tijd, meer dan reguliere post, waardoor bij een ongelimiteerde hoeveelheid berichten deze niet tijdig kunnen worden uitgereikt aan de gedetineerden. Daarbij is de directeur bevoegd om algemene regels op te stellen met betrekking tot beperkingen binnen de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Het is dan ook onterecht dat de commissie van toezicht stelt dat de directeur geen algemene regel mag stellen. Zeker omdat deze beperking niet in strijd is met een hogere regeling, nu naast eMates er de mogelijkheid is om post te ontvangen via de reguliere weg. Het versturen van berichten via eMates is dan ook een aanvulling op de reguliere post. Een PI is niet verplicht om gebruik te maken van de diensten van eMates. Het maximum is op tien berichten per week gesteld per gedetineerde, wat concreet betekent dat iedere gedetineerde minimaal één bericht per dag kan ontvangen en dit kan niet worden gezien als een onredelijke beperking. Indien er geen maximum op de eMates berichten zit en er een grote hoeveelheid post via deze faciliteit zou binnenkomen, kan volledige controle niet langer voldoende gewaarborgd worden, waardoor het risico ontstaat dat er onwenselijke berichten doorkomen.

 

Standpunt van klager

Op juiste gronden heeft de commissie van toezicht geoordeeld dat berichten via eMates gelijkgesteld moeten worden met post, zoals bedoeld in artikel 36 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Artikel 36 van de Pbw laat geen generieke beperking toe op de hoeveelheid post. In het vierde lid van voormeld artikel is een limitatieve opsomming gegeven van redenen voor het niet uitreiken van post. Daarin wordt niet genoemd de hoeveelheid post. Dit maakt dat het toepassen van een generieke beperking op de hoeveelheid post, middels de huisregels, in strijd is met artikel 36 van de Pbw.   

Daarnaast geldt de beperking van het slechts mogen ontvangen van tien berichten via eMates alleen voor gedetineerden die geplaatst zijn in de EBI of op de terroristenafdeling. De EBI kent een vrij kleine populatie. Aangenomen mag worden dat een bericht via eMates de gewone post vervangt. Berichten verzonden via eMates zijn makkelijker te lezen en dus ook te controleren, omdat ze uitsluitend getypt worden aangeleverd. Een fysieke controle van het papier en een envelop op contrabande is ook niet nodig. Betwist wordt dan ook dat eMates heel veel meer werk verschaft en daarbij wordt opgemerkt dat een tekort aan mankracht geen afbreuk mag doen aan het bepaalde in artikel 36 van de Pbw. Klager heeft aanvullend aangegeven dat hij zijn (gewonnen) beklag wil intrekken omdat hij er geen beroepszaak van wil maken.

 

3. De beoordeling

Voor zover klager heeft aangegeven dat hij zijn klacht wil intrekken, stelt de beroepscommissie vast dat door de commissie van toezicht al een beslissing is genomen over het beklag en dat het beroep betrekking heeft op een door de directeur ingesteld beroep tegen die beslissing. Het beklag kan bij deze stand van zaken niet meer ingetrokken worden.

De beroepscommissie merkt berichten via eMates aan als post als bedoeld in artikel 36 van de Pbw en zal gelet daarop aan voormeld artikel toetsen.

Ingevolge artikel 36, vierde lid, van de Pbw, kan de directeur de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;
c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.  

Artikel 36, vierde lid, van de Pbw voorziet in een specifieke regeling om verzending van brieven en andere poststukken te weigeren. Volgens onderdeel 15 onder a van de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II 1994-1995, 24263, nr. 3) kan een weigering alleen plaatsvinden nadat van de inhoud van de brief of het poststuk is kennisgenomen. Pas dan kan worden beoordeeld of de weigering noodzakelijk is met het oog op een van de hiervoor genoemde belangen. Als de directeur een brief of poststuk niet wil verzenden of uitreiken, moet hij de betrokken gedetineerde blijkens artikel 58, tweede lid, sub a van de Pbw daaromtrent onverwijld schriftelijk een gemotiveerde, gedateerde en ondertekende beslissing geven.

Uit de onderliggende stukken en de huisregels van de PI volgt dat voor gedetineerden die in de EBI verblijven een maximum is gesteld op het mogen ontvangen van berichten via eMates, te weten tien berichten per week. Klager heeft daardoor een bericht van zijn vriendin, dat boven het maximum uitkwam, niet ontvangen. De directeur heeft aangevoerd dat hij bevoegd is algemene regels op te stellen met betrekking tot beperkingen binnen de EBI en dat de beperking op het aantal te ontvangen berichten niet in strijd is met hogere regelgeving. Daarmee handelt de directeur in strijd met artikel 36, vierde lid van de Pbw en de strekking van de wet, nu het niet uitreiken van het bericht op basis van de door de directeur opgegeven reden niet een van de wettelijke opties is.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 28 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven