Nummer R-20/6241/GM
Betreft [Klager]
Datum 27 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medische dienst heeft nagelaten om ervoor zorg te dragen dat klagers belafspraak met de orthopeed tijdig doorgang heeft kunnen vinden.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ten onrechte is ervan uitgegaan dat klager geen terugbelafspraak had met de orthopeed. Tegen klager is gezegd dat het contact met de orthopeed niet noodzakelijk was. Klager heeft door deze handelswijze weken in onzekerheid verkeerd. Beide behandelaren van klager zijn hiervoor verantwoordelijk.
Standpunt van de inrichtingsarts
Klager is op 11 december 2019 binnengekomen in de PI Vught. Hij zei toen dat hij een belafspraak zou hebben voor een ziekenhuisconsult. Dit is opgepakt. Er is ook een nieuwe afspraak gemaakt op 13 december 2019. Op 17, 18, 20 en 23 december is er contact geweest tussen het ziekenhuis en de verpleegkundige. Het heeft even geduurd voordat de orthopeed daadwerkelijk is gesproken. Klager vindt dat dit te lang heeft geduurd. Hier is een gesprek met hem over geweest. Door de verpleegkundigen zijn alle mogelijke paden belopen.
3. De beoordeling
Niet ter discussie staat dat klager, zoals blijkt uit de door hem meegestuurde bijlage bij zijn aanvullende beroepschrift, een belafspraak had voor 12 december 2019 met de orthopeed nadat hij op 3 december 2019 aan zijn schouder was geopereerd. Klager is op 11 december 2019 binnengekomen in de PI Vught en heeft toen volgens het medisch dossier gewag gemaakt van een controleafspraak in het ziekenhuis. Uit het dossier blijkt niet dat klager toen ook heeft duidelijk gemaakt dat hij een afspraak had voor een telefonisch consult op 12 december 2019 in de loop van de middag. Die afspraak is niet doorgegaan. De medische dienst heeft echter wel gelijk na de melding door klager van een poliklinische afspraak actie ondernomen. Uit het dossier volgt dat meermalen contact is geweest met het ziekenhuis over klagers situatie. De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voldoende is gedaan om contact te krijgen met de orthopeed. Het handelen van de inrichtingsarts kan dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel. Dat het even heeft geduurd voordat er daadwerkelijk contact is geweest met de orthopeed – op 23 december 2019 heeft de orthopeed met de verpleegkundige van de medische dienst gebeld – zoals ook door de inrichtingsarts wordt erkend, is onvoldoende voor een ander oordeel. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter