Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2826/GA, 20 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/2826/GA             

Betreft [Klager]            Datum 20 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met televisie, vanwege het bij een urinecontrole positief scoren op cannabis, ingaande op 23 november 2018 (G-2018-855).

De beklagcommissie heeft op 4 februari 2019 het beklag deels gegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan drie dagen en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, voor zover het beroep gegrond is verklaard en een tegemoetkoming is toegekend.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. P.E. van Zon in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Blijkens de Sanctiekaart 2016 mag voor het gebruik van softdrugs bij inkomst vanuit een andere inrichting een disciplinaire straf van maximaal vijf dagen opsluiting in een eigen cel, zonder televisie, waarvan twee dagen voorwaardelijk, opgelegd worden. Klager verblijft echter in een meerpersoonscel (MPC) en heeft zijn televisie mogen behouden. Voorts heeft de beklagcommissie in haar uitspraak G-2019-00542/544 te kennen gegeven dat het landelijk beleid binnen de inrichtingen is dat, indien een gedetineerde in een dubbelcel verblijft en hierdoor de beschikking heeft over een televisie, de straf verhoogd mag worden met maximaal twee dagen. Dit beleid is in onderhavige zaak toegepast en daarom moet de disciplinaire straf redelijk worden geacht.

Standpunt van klager

Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Uit de stukken, waaronder de registratiekaart van klager, komt naar voren dat klager in oktober 2018 (opnieuw) gedetineerd is geraakt en is geplaatst in de PI in Dordrecht. Enkele weken later is klager naar de PI Sittard overgeplaatst. Op 13 november 2018, een week na zijn binnenkomst in de PI Sittard, heeft klager bij een urinecontrole meer dan 1000 ug/l op cannabis gescoord. De directeur heeft klager hiervoor disciplinair gestraft voor de duur van vijf dagen, waarbij klager in zijn eigen verblijfsruimte - een MPC - mocht verblijven en gebruik kon blijven maken van een televisie. De directeur heeft aangevoerd dat voor wat betreft de strafmaat is aangesloten bij het landelijk beleid binnen de inrichtingen. Hiermee is de directeur afgeweken van de landelijke sanctiekaart 2016, waarin als uitgangspunt is opgenomen dat de gedetineerde bij een positieve score bij binnenkomst vanuit een andere inrichting gestraft kan worden voor de duur van maximaal vijf dagen in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk, zonder televisie. Gelet op hetgeen de directeur heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval de afwijking van de landelijke sanctiekaart 2016 worden gerechtvaardigd en dient de (hoogte van de) opgelegde disciplinaire straf niet als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 20 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven