Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5758/GA, 9 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

Nummer          R-20/5758/GA                 

Betreft Klager  Datum  9 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klager (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet gebruik kunnen maken van zijn stemrecht (Z1 2019-541).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 23 december 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T. Kemper, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik kunnen maken van zijn stemrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement op 23 mei 2019. De beklagcommissie heeft niet binnen de in artikel 67, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) uitspraak gedaan op het klaagschrift, zonder dat is gebleken van dan wel klager is medegedeeld over bijzondere omstandigheden. Hoewel aan het overschrijden van de bedoelde termijn door de wetgever geen rechtsgevolgen zijn verbonden, verzoekt klager de beroepscommissie dit aspect mee te nemen in de beoordeling van de klacht en de op te leggen sanctie aan de directeur. Klager is niet uitgenodigd voor het horen van de directeur op 23 december 2019, noch is hij geïnformeerd over het toen door de directeur ingenomen standpunt. De beklagcommissie heeft in strijd met artikel 64, derde lid, van de Pbw gehandeld.

Klager meent dat de directeur niet voldoende heeft gedaan teneinde klager gebruik te laten maken van zijn stemrecht. Onduidelijk is op welke wijze de directeur uitvoerig uiteengezet zou hebben dat klager door middel van een volmacht hiervan gebruik zou kunnen maken. Het is de plicht van de directeur klager niet alleen te informeren, maar ook te faciliteren omtrent het gebruik van zijn stemrecht. Indien de directeur ervoor kiest geen stembureau in de PI in te richten, kan klager alleen via een volmacht stemmen. Een onderhandse volmacht is alleen mogelijk aan personen die woonachtig zijn binnen dezelfde gemeente. Klager heeft geen familie of sociaal netwerk in Zwolle en is dus aangewezen op medewerkers van de PI. Dit is onwenselijk en wordt door de directie niet toegestaan. Alleen een schriftelijke volmacht via de burgemeester is dan een mogelijkheid. Dan blijft het probleem dat klager niemand heeft om te machtigen. Bovendien is onduidelijk of de stempas tijdig aan klager is uitgereikt om de volmacht tijdig te regelen. Eveneens onduidelijk blijft welke informatie op de afdeling aanwezig was, zoals in de uitspraak van de beklagcommissie wordt overwogen.

Zelfs als juist is dat klager tijdens het uitreiken van de stempas en via posters is geïnformeerd over het stemmen per volmacht, dan nog is niet voldaan aan de plicht tot faciliteren. Dit zou al kunnen door ervoor zorg te dragen dat het mogelijk is te stemmen met volmacht met een kopie van het identiteitsbewijs of door het neerleggen van een volmachtformulier op de afdelingen. Een medewerker van de inrichting zorgt dan voor een kopie van het identiteitsbewijs. Nergens blijkt uit dat de inrichting op deze of andere wijze aan de plicht tot faciliteren heeft voldaan. Onduidelijk is wat de directeur beoogt te zeggen met zijn verwijzing naar mediavoorzieningen. Het verstrekken van een volmacht aan klagers advocaat is onwenselijk, om dezelfde reden  waarom het onwenselijk is dat medewerkers van de inrichting worden gemachtigd. Bovendien was de advocaat op de dag van de verkiezingen op vakantie. Datzelfde gold ook voor de moeder van klager, het enige familielid waar klager nog contact mee heeft.

Standpunt van de directeur

Op grond van artikel B 6, eerste lid, van de Kieswet kan klager stemmen vanuit de inrichting door middel van een volmacht. Klager wist van tevoren dat hij de volmacht diende te regelen. Tijdens het uitreiken van de stempas en door middel van posters is hij hierover geïnformeerd. Op de posters stond informatie over het regelen van de volmacht. Deze posters zijn ruim voor de verkiezingen opgehangen. Klager heeft eerder geklaagd over zijn stemrecht. Tijdens de beklagzitting is hem verteld dat hij de volmacht van tevoren af diende te geven. Een volmacht afgeven kan al voordat klager zijn stempas heeft ontvangen. Ook kan klager gebruikmaken van mediavoorzieningen. Voor klager geldt hetzelfde als voor burgers buiten de inrichting. Het is aan klager om zorg te dragen voor een volmacht. De directeur kan geen stembureau plaatsen bij de inrichting, omdat dit geen openbare inrichting is. Wanneer een gedetineerde niemand in dezelfde gemeente kent, kan hij iemand uit een andere gemeente machtigen. Hij had bijvoorbeeld zijn advocaat of familie kunnen machtigen.

Op 20 maart 2019 vonden de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen plaats. Klager wist toen al of had behoren te weten dat hij kan stemmen via volmacht. Tijdens de behandeling van een andere klacht is hierover uitvoerig met klager gesproken. Klager had twee maanden de tijd om iets te regelen, maar heeft dit nagelaten. Klager is gefaciliteerd door de stempassen na ontvangst op de afdelingen uit te reiken. Wanneer een gedetineerde iemand wil machtigen, zal het personeel hem hierin faciliteren, helpen en ondersteunen. Een andere faciliteit was het ophangen van posters. Tevens worden gedetineerden gefaciliteerd en geïnformeerd via media- en nieuwsvoorzieningen.

3. De beoordeling

Klager voert in beroep aan dat de beklagcommissie bij de beoordeling van zijn klaagschrift enkele procedurele vereisten niet heeft gevolgd, namelijk het niet informeren van klager over het horen van de directeur (artikel 64, derde lid, van de Pbw) en het overschrijden van de termijn voor het doen van een uitspraak op het beklag (artikel 67, eerste lid, van de Pbw). Nu de wet hieraan geen rechtsgevolgen verbindt, kan dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden. In beroep zal het beklag opnieuw worden beoordeeld.

De beroepscommissie merkt vooraf op dat gedetineerden op grond van artikel B 6, eerste lid, van de Kieswet hun kiesrecht kunnen uitoefenen door het verlenen van een volmacht aan iemand anders. De directeur heeft de plicht ervoor zorg te dragen dat gedetineerden gebruik kunnen maken van hun stemrecht.

Ten aanzien van de verkiezingen voor het Europees Parlement op 23 mei 2019 heeft de directeur ervoor gekozen gedetineerden te informeren over het stemmen per volmacht bij de uitreiking van de stempas en door het ophangen van posters. Mede gelet op het feit dat eerder dat jaar, op 20 maart 2019, eveneens verkiezingen hebben plaatsgevonden, moet klager ermee bekend worden verondersteld dat hij voor het gebruikmaken van zijn stemrecht een volmacht dient te regelen. Van de inrichting mag enige ondersteuning hierbij worden verwacht, maar de verantwoordelijkheid voor het regelen van de volmacht ligt in beginsel bij klager zelf. Overigens stelt de directeur dat gedetineerden ondersteuning en hulp is geboden. De omstandigheid dat klager kennelijk een beperkt (sociaal) netwerk heeft, brengt niet mee dat het aan de directeur is te zorgdragen voor een volmacht. De beroepscommissie is van oordeel dat klager voldoende tijd heeft gehad om een volmacht te regelen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 9 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven