Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2862/GA, 17 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Activiteiten  v

Uitspraak

nummer: 03/2862/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 november 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2004, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij p.i. Vught.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep van belang, het niet dagelijks mogen luchten in de periode 16 juli 2003 tot en met 20 juli 2003, toen hij ten gevolge van een disciplinaire straf was opgesloten in een andere verblijfsruimtedan een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag op dit onderdeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Volgens de beklagcommissie is door de directeur niet weersproken dat klager op 17 juli 2003 en 20 juli 2003 niet heeftkunnen luchten, maar in de eerste schriftelijke reactie is al melding gemaakt van het feit dat deze luchtmomenten zeker aan klager zijn aangeboden. Uit de dagrapportages blijkt dat klager in ieder geval twee van de vier aangebodenluchtmomenten geweigerd heeft. Klager beweert dat hij vier dagen niet heeft mogen luchten. Uit de dagrapportages, opgemaakt door een beëdigd ambtenaar, blijkt dat klager aantoonbaar tegenover de beklagcommissie niet de waarheidheeft gesproken.
De directeur heeft navraag gedaan bij het toen dienstdoende personeel en hem is verzekerd dat aan klager op alle vier de dagen, dat hij afgezonderd was, aangeboden is om te luchten. Klager wenste niet te luchten in de luchtkooi,zoals regel is bij een bestraffing zoals in het geval van klager. Hij heeft tegen het personeel gezegd dat hij geen beest was.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft in het beklagformulier vermeld dat hem tot tweemaal toe niet is aangeboden om te luchten, te weten op 19 juli 2003 en 20 juli 2003. Tegenover de beklagcommissie heeft klager anders verklaard, namelijk dat hij gedurendezijn vier dagen durende disciplinaire straf niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten. De beroepscommissie houdt het beklag beperkt tot het niet mogen luchten op de twee door klager specifiek in zijn klaagschrift genoemdedata: 19 en 20 juli 2003. Uit de door de directeur overgelegde dagrapportages blijkt dat klager op 19 juli 2003 wel in de gelegenheid is gesteld om te luchten. Met betrekking tot 20 juli 2003 is weliswaar geen dagrapportageopgemaakt, maar de reactie van de directeur d.d. 19 augustus 2003 en zijn verklaring afgelegd ter zitting van de beroepscommissie houden in dat navraag is gedaan bij dienstdoend personeel en dat aan klager op die dag wel eenluchtmoment is aangeboden. Nu de inhoud van klagers klaagschrift afwijkt van zijn verklaring afgelegd tegenover de beklagcommissie en bovendien niet spoort met de inhoud van de dagrapportage en de beroepscommissie, anders dan debeklagcommissie, van mening is dat door de directeur wel vanaf het begin af aan is betwist dat klager gedurende de gehele straftijd niet in de gelegenheid zou zijn gesteld om te luchten, acht de beroepscommissie niet aannemelijkgeworden dat het door klager gestelde juist is. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven