Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0654/TB-I, 25 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/654/TB-I

betreft: [klager] datum: 25 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 18 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.J.V.C. Constandse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 10 maart 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 september 2003, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn voormelde raadsman, en namens de Minister, de heer [A], hoofd(a.i.) van de afdeling Individuele Tbs-Zaken (verder: ITZ), alsmede de heer [B], behandelcoördinator langdurige forensische zorg bij de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Hiervan is een verslag opgemaakt, dat is aangehecht.
Nadere schriftelijke vragen d.d. 17 september 2003 van de beroepscommissie zijn bij brief d.d. 26 september 2003 door de heer [A] voornoemd beantwoord.
Klager heeft zijn verklaring ter voormelde zitting aangevuld bij brief d.d. 11 september 2003, met bijlagen.
Naar aanleiding van de inhoud van de na voormelde zitting over en weer ingezonden stukken heeft de beroepscommissie de mondelinge behandeling voortgezet, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen op bedoelde stukken tereageren. De beroepscommissie heeft daartoe zitting gehouden op 26 januari 2004 in het Kempehuis van de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Op deze zitting zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn genoemde raadsman, enmevrouw [C], hoofd van de afdeling ITZ.
Van laatstgenoemde behandeling is een verslag opgemaakt, dat eveneens is aangehecht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 10 maart 2003 beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening Het Kempehuis van de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen.

2. De beoordeling
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zittingen van 10 september 2003 en 26 januari 2004 komt de beroepscommissie tot de volgende bevindingen.
De bestreden beslissing is onder meer gegrond op de overweging dat uit het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (verder: LAP) d.d. 14 september 2002 (bedoeld is kennelijk het advies d.d. 29 november 2002 van de LAP)naar voren is gekomen dat “een voortzetting van op verandering gerichte behandeling thans niet langer zinvol is en dat moet worden overgegaan tot op stabiliteit en op kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van deterbeschikkingstelling met last tot verpleging.”
De beroepscommissie kan zich vooralsnog niet met deze overweging van de Minister verenigen, omdat uit haar onderzoek (nog) onvoldoende is gebleken dat er thans geen enkel aanknopingspunt meer is voor op verandering gerichtebehandeling.
Zij is van oordeel dat er in dit geval aanleiding bestaat om klager zo spoedig mogelijk klinisch te doen onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (verder: PBC) te Utrecht terzake van de beoordeling van de behandelbaarheid van klageren de - met inachtneming van de vereiste criteria - meest aangewezen plaats voor klagers voortgezet verblijf in een tbs-inrichting, ook als dat een longstayvoorziening zou zijn.
Zij zal daarom de Minister verzoeken
a. klager in het PBC te laten onderzoeken ten aanzien van zijn vatbaarheid voor op verandering gerichte behandeling alsmede het PBC op basis van dit onderzoek te laten adviseren over de meest aangewezen plaats voor voortzetting vande tenuitvoerlegging van de klager opgelegde tbs.
b. op grond van de rapportage van het PBC de bestreden beslissing opnieuw te bezien en zo nodig in heroverweging te nemen, de redengeving aan te vullen dan wel te wijzigen en de herziene beslissing aan de beroepscommissie mede tedelen, onder toezending van de rapportage van het PBC.

3. De tussenbeslissing
De beroepscommissie verzoekt de Minister klager in het PBC te laten onderzoeken ten aanzien van zijn vatbaarheid voor behandeling en de meest aangewezen plaats voor voortzetting van de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde tbs, envoorts op grond van de rapportage van het PBC de plaatsingsbeslissing (alsnog) met voldoende redenen te omkleden dan wel te herzien.
Zij houdt haar uitspraak voor het overige aan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof.dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 25 februari2004.

secretaris voorzitter

nummer: 03/654/TB

betreft [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 26 januari 2004, gehouden in de longstayvoorziening het Kempehuis van de Prof.Mr.W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof.dr. F.A.M. Kortman en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.V.C. Constandse, alsmede namens de Minister mevrouw [C], hoofd afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ), en de heer [B], behandelcoördinator langdurige forensische zorg bij deProf.Mr. W.P.J. Pompekliniek.

Aan de orde zijn de na de zitting geproduceerde stukken, te weten de nadere schriftelijke vragen d.d. 17 september 2003 van de beroepscommissie aan de Minister, de antwoord brief d.d. 26 september 2003 van de heer [A], destijdshoofd (a.i.) afdeling ITZ en de brief van klager d.d. 11 september 2003, met bijlagen.
Vervolgens zijn door de beroepscommissie nadere vragen gesteld aan klager en de vertegenwoordigster van de Minister.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klagers standpunt is ongewijzigd. Het begrip herselectie heeft bij hem een andere verwachting gewekt dan in de brief van de heer [A] is omschreven. Klager heeft gemeend in aanmerking te komen voor een nieuwe start elders, en eenbehandeling die wel is gericht op gedragsverandering. Klager vindt dat hij in de Pompekliniek niet is toegekomen aan een begin van behandeling, terwijl hem de tbs is opgelegd met de bedoeling dat hij een langdurige behandeling zouondergaan. De brief van de heer [A] geeft overigens geen aanleiding tot opmerkingen

De voorzitter heeft opgemerkt dat klager, volgens zijn voormelde brief d.d. 11 september 2003, nu heel anders tegen zijn delict aankijkt dan voorheen. Klager zegt nu hoe hij over zijn delict denkt.
Klager heeft gezegd dat dit klopt.
De voorzitter heeft voorts opgemerkt dat bij klagers voormelde brief een stuk is gevoegd over problematiek ten aanzien van het behandelprogramma op Rijn 1, de afdeling van de Pompekliniek waar klager de eerste tijd heeft verbleven.Ook heeft klager kopieën van aanmeldingsformulieren voor plaatsing in een RIBW bijgevoegd.

Mevrouw [C] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De Minster volhardt in het oorspronkelijke verweer. De gronden waarop de bestreden beslissing destijds was gebaseerd zijn juist. Na het verzoek van de Pompekliniek om longstayplaatsing is herselectie gevraagd. Herselectie is in ditgeval een technisch verkeerde term. De bedoeling van het verzoek van de kliniek was, àls er een lange wachttijd zou blijken te zijn voor plaatsing in een longstay-voorziening, klager deze elders te laten overbruggen, om hem niet tebenadelen. Het was niet de bedoeling klager elders te behandelen.

De heer [B] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende opgemerkt.
Verrassend is dat klager nu anders tegen zijn delict aankijkt. In de periode van behandeling van zijn stoornis is van die andere kijk daarop - hoe die nu dan ook is - niet gebleken. De inrichting blijft er bij dat klager zich heeftverzet tegen alle delictgerelateerde behandelingen. De heer [D], klagers behandelingscoördinator op Rijn 1, heeft geconstateerd dat de chronische aard van de stoornis de reden is van niet behandelbaarheid van klager. Gelet op ditkarakter van de stoornis èn klagers verzet tegen behandeling heeft de Pompekliniek geconcludeerd dat zij klager niets meer te bieden heeft. Dit heeft in de zomer van 2002 geleid tot klagers aanmelding voor een longstayvoorziening.

De voorzitter heeft nogmaals gewezen op het slot van het herselectievoorstel d.d. 23 januari 2003 van de heer [E], directeur patiëntenzorg, : het werd behandel-inhoudelijk zinnig geacht klager nog een kans te bieden in een anderetbs-inrichting. Voorts heeft hij gewezen op de bij de stukken aanwezige (eerdere) brief d.d. 27 augustus 2002 van de heer [F], waarin aan klager wordt geadviseerd te accepteren dat hij een ernstig delict heeft gepleegd en dat hijaan de slag moet met de behandelaars om te werken aan een betere toekomst.
De genoemde inhoud van deze brieven wringt met klagers aanmelding voor longstayplaatsing. Mede gelet hierop beraadt de beroepscommissie zich erop of er aanleiding is in een andere omgeving te doen onderzoeken of er bij klageraanknopingspunten te vinden zijn voor een verdere inhoudelijke behandeling.

De heer [B] heeft hierop geantwoord dat alle correspondentie in dezelfde lijn ligt, die van longstayplaatsing. De woordkeus in de brief van de heer [F] acht hij niet gelukkig. De heer [F], die geen behandelaar is en niet heeftgeschreven op basis van een behandelplan, heeft met diens brief gereageerd op het veelvuldig indienen van klachten door klager; hij heeft willen proberen de vastgelopen verhoudingen alsnog vlot te trekken.
De voorzitter heeft opgemerkt dat hij laatstgenoemde brief heeft gelezen als tenderend naar het vlot trekken van de behandeling.
De heer [B] heeft desgevraagd nog verklaard dat de kliniek niet voor twee ankers is gegaan, de longstay aanvraag en - bij eventuele onvoldoende gegrondheid van die aanvraag - herselectie ter behandeling door een andere kliniek. Debrief over “herselectie” is namelijk geschreven na accordering door de LAP van de longstayaanvraag.
Klager heeft desgevraagd aangegeven dat hij niet pas na de beslissing tot longstayplaatsing anders over zijn delict is gaan denken. Een tijd daarvoor heeft hij al in de huidige zin met de dominee over zijn delict gesproken. Debehandeling is niet van de grond gekomen. Klager vond het niet juist dat men steeds terug heeft gegrepen op dingen uit het verleden. Klager stelt zich op het standpunt dat hij niet vanwege een stoornis, maar vanwege zijn huidigedelict is veroordeeld tot tbs.
De voorzitter heeft hem er op gewezen dat het ook om de stoornis gaat en dat daaraan echt iets moet gebeuren, doch dat klager dat steeds heeft afgehouden.
Klager heeft daar op gezegd dat hij een jaar in een dadergroep heeft gezeten. Dit voldeed echter niet aan zijn verwachtingen. Hij had moeite met de delicten van de andere deelnemers aan die groep. Bovendien is het zijns inziens nietwetenschappelijk bewezen dat het deelnemen aan een dadergroep helpt. Klager wilde daarom eerst gewoon psychotherapie.
De beroepscommissie heeft klager er op gewezen dat de kliniek de vorm van de behandeling bepaalt en dat klager, wanneer hij meent dat vormen van therapie geen wetenschappelijk bewezen waarde hebben, zich onbehandelbaar maakt, inwelk geval een longstay-voorziening de aangewezen verblijfplaats voor hem is. Àls er aanleiding zou kunnen worden gevonden om klager een nieuwe kans te bieden, zou dit kunnen meebrengen dat hij vele jaren een zware behandeling móetvolgen om er beter van te worden.
Klager heeft opgemerkt dat mensen die “ja en amen” zeggen, er uit komen.
De beroepscommissie heeft klager voorgehouden dat zij er van uitgaat dat klager beter wil worden en heeft klager gevraagd wat zijns inziens daarvoor nodig is.
Klager heeft geantwoord: meedoen met gevoel en laten zien hoe dat is. Klager acht zichzelf schuldig aan het delict. Als hij tevoren had geweten hoe het hem zou vergaan zou hij in het PBC niet meegewerkt hebben. Dan zou hij 20 jaarhebben gekregen.

De voorzitter heeft gevraagd of de indruk juist is dat klager, als hem een nieuwe behandelmogelijkheid zou worden geboden, zo gauw mogelijk naar een RIBW zou willen toewerken.
Klager zou inderdaad graag zien dat dat niet al te lang meer zou duren. Hij heeft daartoe al anderhalf jaar geleden zelf formulieren aangevraagd. Dit is destijds besproken met zijn toemalige behandelaars.
De heer [B] heeft hierop verklaard dat bij de start van klagers behandeling tegen klager is gezegd dat een RIBW-situatie, maar dan op lange termijn, het hoogst haalbare zou zijn. De woorden die klager in zijn brief aanhaalt zijn vaneen sociotherapeut. Wellicht heeft diegene klager geholpen bij het invullen van de formulieren. Qua behandeling kan een RIBW-plaatsing op korte termijn toen niet aan de orde zijn geweest.
Klager heeft opgemerkt dat hij naar zijn mening toch al een deel van de behandeling achter de rug heeft. Hij heeft meer inzicht in zijn delict. Dat heeft hij gekregen in de samenwerking met de geestelijk verzorger. Klager vindtvoorts dat niet alles met de tbs-behandeling te verhelpen is. Tbs is een hulpmiddel en buiten, in de praktijk, moet je verder.
Klager zou graag een nieuwe kans krijgen op een nieuwe behandelplek.
Hij heeft hieraan toegevoegd dat de heer [E] hem destijds heeft gezegd dat, indien het daar na 1 à 2 jaar niet zou gaan, een longstayplaatsing zou volgen.
Klager staat positief tegenover een contra-expertise, hij is bereid zijn behandelmogelijkheden in het PBC te laten onderzoeken.

Mevrouw [C] heeft aangevoerd dat het beveiligen van de maatschappij de primaire doelstelling van de tbs is. In tweede instantie gaat het om het behandelen van de verpleegde. Zij is van oordeel dat klagers onbehandelbaarheid opverschillende wijzen is aangetoond. De bevindingen van de kliniek zijn in onafhankelijk onderzoek door de LAP getoetst. De delicten die klager heeft gepleegd laten in ernst een stijgende lijn zien. Op die gronden is eenlongstayplaatsing niet vreemd. De geobjectiveerde gegevens bieden geen aanleiding voor nader onderzoek door het PBC. Het PBC heeft klager in 1999 onderzocht. Een nieuwe beoordeling is overbodig, gezien de diagnostische gegevens dieer liggen. Dezelfde diagnose is bij herhaling gesteld. Het advies van de LAP is reeds als een second opinion te beschouwen. Behandelbaarheid is nagenoeg afwezig gebleken, terwijl langdurig is gepoogd klager te behandelen. Contactmet een broeder of dominee staat niet gelijk aan een therapeutische relatie, waarin de druk wordt opgevoerd. Mevrouw [C] heeft zich tegen een onderzoek van klager in het PBC verklaard.

De heer [B] heeft toegelicht dat de Pompekliniek er mee heeft geworsteld om klager te binden aan zijn problemen en aan zijn behandeling. Voor behandeling moet een introspectief vermogen aanwezig zijn. Dit vermogen is tot nu toe bijklager onvoldoende gebleken. Om dit te ontwikkelen is heel veel therapeutische inspanning nodig. De heer [B] verwacht hiervan geen resultaat en heeft daarom weinig vertrouwen in een nader onderzoek in het PBC.

Klagers raadsman heeft nog aangevoerd dat het onderzoek van de LAP plaatsvindt aan de hand van het dossier. Dit kan niet als second opinion worden gezien omdat er geen actief onderzoek van de verpleegde is verricht. Door de scherpebewoordingen van de Pompekliniek heeft de LAP mogelijk niet onafhankelijk kunnen oordelen. Klager is ziek en de rechter heeft gelast dat hij behandeld moet worden. Het is dan zaak om niet te gauw op te geven. In de Pompekliniek isniet voldoende inspanning daartoe verricht. De relatie behandelaar-behandelde was niet goed. Men heeft hier meer willen rechercheren dan therapie bedrijven. Klager heeft in de dadergroep zijn verhaal in het bijzijn van anderenmoeten doen. Daar heeft hij moeite mee. Als de therapie dat echter vergt dan moet hij meedoen; hij moet er alles aan doen om te genezen. Het ziektebeeld van klager komt de raadsman in heel veel rapportage tegen. Degenen die daaraanlijden zijn niet allemaal onbehandelbaar, velen genezen.
Bij klager is wèl progressie te zien. De beslissing tot longstayplaatsing is zo definitief dat die niet genomen mag worden op het thans voorhanden feitencomplex. De kliniek heeft bij klager de verwachting gewekt dat hij voorherselectie in aanmerking kwam, met poging hem door middel van behandeling te genezen.

De voorzitter heeft opgemerkt dat klager vele klachten heeft ingediend over zijn regime in en behandeling door de kliniek. De raadsman heeft gezegd klager te hebben geadviseerd zich daarin te beperken, waarop klager heeft opgemerktdat hij inziet dat dat beter is.

Klager heeft nog opgemerkt dat hij ook openstaat voor onderzoek in een andere kliniek dan het PBC.

Hierna is de mondelinge behandeling gesloten.

secretaris voorzitter

Naar boven