Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7765/GB, 20 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7765/GB             

           

Betreft klager  Datum  20 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 juli 2020 klager opgeroepen om zich op 24 augustus 2020 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein, voor het ondergaan van 365 dagen gevangenisstraf.

Klager heeft verzocht om uitstel van zijn melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 10 augustus 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J.A.P.F. Hoens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat hij tijdig om uitstel heeft verzocht van de melddatum. Anders dan verweerder in de beslissing noemt, stelt klager dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Hij wist niet dat hij op dit moment opgeroepen zou worden; een eerdere oproep was ingetrokken in verband met het coronavirus en nu is klager ineens opgeroepen zich op korte termijn te melden. Verweerder had kunnen en moeten voorzien dat mensen juist nu moeite hebben het hoofd boven water te houden en daardoor in de problemen komen. Er kunnen geen stukken overgelegd worden van klagers zakelijke activiteiten, omdat deze nog in de beginfase zijn. Uit de beslissing blijkt niet waarom klager en zijn broer hierin niet geloofd kunnen worden. Ook blijkt niet uit de beslissing wat het belang van verweerder is om het verzoek om uitstel af te wijzen.

In reactie op het standpunt van verweerder heeft klagers raadsman nog toegelicht dat het gaat om de tenuitvoerlegging van een in België opgelegde gevangenisstraf. In overleg met het Openbaar Ministerie (OM) en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) is beslist dat de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden volgens Belgisch recht. Dat wil zeggen dat klager geen 365 dagen gevangenisstraf hoeft te ondergaan, maar slechts twee maanden. Dit in verband met de voorwaardelijke invrijheidstelling volgens Belgisch recht. Het verzetten van de executie van deze gevangenisstraf zal daarom ook geen grote problemen opleveren. Klagers aanwezigheid op zakelijk en persoonlijk vlak is de komende periode noodzakelijk en een detentie zal dan ook grote nadelige gevolgen hebben voor klager en anderen. 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing.

Een bezwaarschrift of een verzoek tot uitstel van de melddatum kan om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Dit geldt ook voor klager.

Het verzoek om uitstel is wel tijdig ingediend, maar zonder bewijsstukken. In beroep zijn ook geen bewijsstukken overgelegd van klagers onderneming. Klager is sinds 6 mei 2019 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Klager had dus ook eerder contact kunnen opnemen met verweerder om de mogelijkheden van een eerdere tenuitvoerlegging te bespreken. Gelet op de duur van de gevangenisstraf, te weten 365 dagen, zal een detentie in ieder geval gevolgen hebben voor klagers zakelijke activiteiten.

In een nadere reactie heeft verweerder nog toegelicht dat zij niet bevoegd is om te bezien hoe de opgelegde gevangenisstraf tot stand is gekomen en of er wel of geen fouten zijn gemaakt. Indien klager inderdaad een kortere gevangenisstraf dient te ondergaan dan de genoemde 365 dagen, zal een correctie plaatsvinden via de afdeling bevolking van de PI. Voor verdere informatie over de tenuitvoerlegging kan klagers raadsman contact opnemen met het OM en het CJIB.

Op 30 juli 2020 is aan klagers broer, die een gevangenisstraf van 364 dagen moet ondergaan, uitstel verleend tot 2 oktober 2020. Op die manier heeft klagers broer voldoende tijd om op zoek te gaan naar een zaakwaarnemer voor de onderneming.  

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat een detentie op dit moment grote nadelige gevolgen zal hebben voor hemzelf en anderen. Hij heeft samen met zijn broer een beginnende onderneming en zijn broer moet ook een gevangenisstraf ondergaan. Daarnaast is klager verrast dat hij, nadat een eerdere oproep in verband met het coronavirus was ingetrokken, nu ineens is opgeroepen om zich te melden. Verder is de genoemde termijn van de gevangenisstraf onjuist.

Verweerder heeft klagers verzoek afgewezen, omdat klagers verzoekschrift niet onderbouwd is met bewijsstukken.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat een detentie ingrijpend is voor klagers persoonlijke en zakelijke situatie, is zij van oordeel dat de bestreden beslissing van verweerder, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden. De beroepscommissie overweegt daartoe dat de aan klager opgelegde gevangenisstraf op 6 mei 2019 onherroepelijk is geworden. Klager is eerder opgeroepen geweest om zich te melden, maar deze oproep is ingetrokken in verband met het coronavirus. Daarna is klager op 13 juli 2020 alsnog opgeroepen zich op 24 augustus 2020 te melden. Om die reden heeft klager voldoende gelegenheid gehad om de gevolgen van een detentie voor zijn zakelijke en privésituatie te kunnen ondervangen. Daarnaast heeft klager geen nadere stukken ter onderbouwing overgelegd van zijn onderneming. Volgens klager zijn deze niet beschikbaar omdat het een beginnende onderneming betreft. Nu er verder geen enkele onderbouwing is, komt het ontbreken van nadere stukken voor risico van klager en kan de beroepscommissie hier geen rekening mee houden. Verder heeft verweerder aan klagers broer in ieder geval uitstel verleend, zodat hij de onderneming voort kan zetten en een zaakwaarnemer kan zoeken.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Klager dient zich op 24 augustus 2020 bij de PI Nieuwegein te melden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 20 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven