Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7091/GB, 12 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7091/GB             

           

Betreft [klager]            Datum 12 augustus 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of naar het HVB van het Detentiecentrum (DC) Schiphol.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 25 mei 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst te worden overgeplaatst in verband met vrees voor zijn eigen veiligheid binnen de locaties van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn, omdat daar verschillende gedetineerden verblijven met wie hij een conflict heeft. Klager verwijst hiervoor naar de bezwaarschriften en de beroepschriften die eerder zijn ingediend. Verweerder werpt klager telkens tegen dat er – als gevolg van de coronamaatregelen – geen horizontale overplaatsingen plaatsvinden, met uitzondering van uitzonderlijke en spoedeisende situaties. Klager is echter onlangs nog binnen dezelfde inrichting overgeplaatst van de locatie Eikenlaan naar de locatie Maatschapslaan en ook andere gedetineerden worden regelmatig naar andere gevangenissen overgeplaatst, zonder dat er sprake zou zijn van een uitzonderlijke of spoedeisende situatie.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder heeft klagers eerdere verzoek om overplaatsing op 24 januari 2020 afgewezen. Op 31 maart 2020 heeft klager opnieuw verzocht om overplaatsing naar het HVB van het JC Zaanstad of het HVB van het DC Schiphol. Klagers verzoek tot overplaatsing is – in strijd met artikel 18, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) – toch door de directeur van de PI Alphen in behandeling genomen. De directeur van de inrichting heeft om die reden evenwel negatief geadviseerd, alsook omdat door het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) geen concrete aanwijzingen zijn gevonden dat het leven van klager in de PI Alphen bedreigd wordt, zodat er geen sprake is van een spoedeisend karakter voor een horizontale overplaatsing.

Klagers interne verplaatsing is gebaseerd op een beslissing van de directeur van de inrichting en niet op een beslissing van verweerder. Op het moment dat klager zou doorstromen naar de locatie Maatschapslaan heeft klager zijn angsten bij de directeur van de inrichting kenbaar gemaakt en heeft de directeur van de inrichting beslist dat klager, in afwachting van afronding van het onderzoek van het GRIP, in de locatie Eikenlaan zou blijven.

Het onderzoek van het GRIP is enkel naar aanleiding van de verhalen van klager gedaan en was niet gebaseerd op overige concrete aanwijzingen. Het GRIP heeft laten weten dat er geen link is met de vijanden die klager heeft genoemd. Het is moeilijk in te schatten of de door klager genoemde personen hem ook echt iets aan zouden doen. Na de informatie van het GRIP is klager op 7 mei 2020 intern verplaatst. Sindsdien hebben er nog geen incidenten of bijzonderheden rondom klagers veiligheid plaatsgevonden. Klager doet met alle activiteiten mee en gedraagt zich op de afdeling niet angstig.

Met betrekking tot wat klager in zijn verzoek tot overplaatsing stelt ten aanzien van zijn overplaatsing naar de Eikenlaan verwijst verweerder naar het verweerschrift en naar de uitspraak van de beroepscommissie van 27 februari 2020 (RSJ R-19/5246/GB).

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Hij wil worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad of naar het HVB van het DC Schiphol, omdat klager binnen de inrichting verschillende medegedetineerden zou kennen, met wie hij een conflict heeft en daarom vrees heeft voor zijn eigen veiligheid.

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht bij verweerder een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Artikel 18, vierde lid, van de Pbw houdt in dat indien het verzoekschrift is afgewezen, de gedetineerde zes maanden na die afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift kan indienen. Uit de stukken blijkt dat klager al eerder een soortgelijk verzoek heeft ingediend, welk verzoek verweerder op 24 januari 2020 heeft afgewezen. Volgens artikel 18 van de Pbw kon klager dus eerst op 24 juli 2020 opnieuw een verzoek tot overplaatsing indienen.

Nu klager zijn verzoek op 31 maart 2020 heeft ingediend en niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de wettelijke bepaling kunnen rechtvaardigen, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 12 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven