Nummer R-19/5523/GM
Betreft [Klager] Datum: 24 juli 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de inrichtingsarts de medische zorgplicht heeft geschonden, nu aan klager maar één zuurstofmasker per jaar wordt verstrekt, medicatie door penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders wordt uitgedeeld en klager eerst in gesprek moet met een verpleegkundige voordat hij naar de inrichtingsarts wordt doorgestuurd.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De slang van het beademingsmasker was gescheurd. Hierdoor kwam lucht vrij. Het uitdelen van zware medicatie door penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders van de penitentiaire inrichting (PI), zowel voorverpakt als niet voorverpakt, levert een schending op van de klagers privacy. Verder is de verpleegkundige niet opgeleid om te beoordelen of iemand ziek is.
Standpunt van de inrichtingsarts
Bij navraag bij de fabrikant van het beademingsmasker en de afdeling Gezondheidzorg is aangegeven dat slechts eenmaal per jaar een beademingsmasker wordt verstrekt. Hoewel klager schrijft dat hij anders gewend is, is de inrichtingsarts gehouden aan de voorschriften hierover. Pas als er een defect is aan het beademingsmasker waardoor deze niet meer goed functioneert, zal deze eerder vervangen worden.
Het uitdelen van medicatie gebeurt door de penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders. De medicatie wordt in een gesloten Baxterzakje verstrekt, met daarop de naam van de justitiabele, het celnummer, de inhoud van het zakje en de datum en het tijdstip waarop de inhoud ingenomen dient te worden. Het afdelingshoofd ziet toe op de handhaving van deze werkwijze.
Het doorsturen naar de inrichtingsarts gebeurt door de verpleegkundige. In de burgermaatschappij vindt dit plaats via de doktersassistente. Indien een gedetineerde verzoekt om zonder tussenkomst van de verpleegkundige te worden gezien door de inrichtingsarts, is dat bij uitzondering mogelijk. Veel zorgvragen kunnen door de verpleegkundige opgepakt en opgelost worden.
3. De beoordeling
Klagers eerste deel van de klacht ziet op de vermeende schending van de zorgplicht van de inrichtingsarts, nu aan klager eenmaal per jaar een zuurstofmasker wordt verstrekt, terwijl klager schrijft dat hij buiten de PI recht heeft op twee zuurstofmaskers. Aan klager wordt – conform de voorschriften zoals blijkt uit de reactie op het beroepschrift – eenmaal per jaar een zuurstofmasker verstrekt. Het voorgaande levert geen schending van de zorgplicht op en het handelen van de inrichtingsarts kan om die reden niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (Pm). De beroepscommissie zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren. Klager voert in beroep aanvullend op zijn oorspronkelijke klacht aan dat de slang van zijn zuurstofmasker defect was. De beroepscommissie merkt dit aan als een uitbreiding van de oorspronkelijke klacht en zal deze aanvulling buiten beschouwing laten.
Klagers tweede klacht ziet op het gegeven dat de medicatie door de penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders wordt verstrekt en dat deze werkwijze schending van zijn privacy oplevert. Binnen de PI wordt gewerkt met de procesbeschrijving Medicatieverstrekking, waarin de taken en verantwoordelijkheden zijn beschreven. Hier is – voor zover relevant – opgenomen dat de afgesloten Baxterzakjes met daarin de medicatie door de penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders wordt verstrekt. De penitentiair inrichtingswerkers of bewaarders hebben de verantwoordelijkheid dat de medicatie aan de juiste persoon op het juiste moment wordt verstrekt. De beroepscommissie is van oordeel dat deze handelwijze niet kan worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm en verklaart het beroep dan ook in zoverre ongegrond.
Klagers derde klacht ziet erop dat klager eerst wordt gezien door de verpleegkundige, alvorens hij de inrichtingsarts kan spreken. Binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen is het beleid dat eerst een gesprek dient plaats te vinden met de verpleegkundige, voordat een gedetineerde wordt doorverwezen naar de inrichtingsarts. Dit omdat veel klachten door de verpleegkundige kunnen worden opgelost, maar ook omdat de verpleegkundige dan een voorinventarisatie van de klachten kan maken en dit kan voorleggen aan de inrichtingsarts. Bij urgente zaken zal een gedetineerde direct de inrichtingsarts kunnen spreken. Daar was in dit geval geen sprake van.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts ook op dit punt niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter