Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7272/GB, 7 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7272/GB                                                

Betreft [klager]            Datum 7 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 8 januari 2020 beslist klager te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 12 juni 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) blijkt dat een gedetineerde alleen in de BPG-afdeling kan worden geplaatst als hij de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting structureel verstoort. Het bestendige karakter van het verstorende gedrag is dus een belangrijk criterium (Rechtbank Den Haag 14 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3093, r.o. 5.27 en Gerechtshof Den Haag 5 november 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2929, r.o. 13).

Er is bij klager geen sprake van structureel problematisch gedrag. De meeste overtredingen waarvoor klager disciplinair is gestraft bevatten geen geweldscomponent. Ook is van belang dat klager zich meermaals heeft verdedigd tegen aanvallen van medegedetineerden, zo ook bij het incident met de bezemsteel. Van dat incident heeft klager aangifte gedaan. Bij geweldsgerelateerde incidenten liggen disciplinaire straffen en overplaatsingen voor de hand, maar is niet direct sprake van een ernstig beheersrisico (RSJ 17 juli 2019, R-19/3432/GB). Verzocht wordt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder

Klager heeft sinds de aanvang van zijn detentie, op 4 juni 2019, een reeks rapporten gekregen voor geweld, bedreiging en verstoring van de orde, rust, en veiligheid. Hij is vanuit de locatie De Schie te Rotterdam overgeplaatst naar de PI Dordrecht, omdat zijn veiligheid in de locatie De Schie niet langer kon worden gewaarborgd. In de PI Dordrecht is hij meerdere keren betrokken geweest bij geweldsincidenten, waaronder vechtpartijen. Ook heeft hij het personeel daar beledigd. Daarom is hij op 26 november 2019 overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet. In die inrichting heeft hij, tot aan zijn plaatsing in de BPG op 9 januari 2020, negen disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Er is sprake van structurele gedragsproblematiek. De wet schrijf niet voor dat alleen geweldsincidenten een rol kunnen spelen.

De omstandigheid dat klager aangifte heeft gedaan tegen een medegedetineerde, doet niet af aan zijn betrokkenheid bij dat incident. Andere medegedetineerden hebben verklaard dat klager die medegedetineerde tot bloedens toe met een bezem heeft geslagen.

Een verzoek tot plaatsing in een regulier regime is op 3 juli 2020 afgewezen. Uit het selectieadvies dat daaraan ten grondslag ligt, blijkt dat klagers gedrag langzaam verbetert, maar dat hij eerst in een kleine groep zal moeten functioneren.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

In een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

-           hun persoonlijkheid;

-           hun gedrag;

-           andere persoonlijke omstandigheden;

-           de aard van het door hen gepleegde delict; of

-           de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de locatie Hoogvliet. Op 9 januari 2020 is hij in de BPG-afdeling van de PI Vught geplaatst, vanwege zijn agressieve gedrag naar personeel en medegedetineerden.

Uit de stukken komt naar voren dat klager vanaf begin november 2019 tot 9 januari 2020 zeven keer disciplinair is gestraft, vanwege uiteenlopende ruzies, (ernstig) geweld en bedreiging. Ook eerder tijdens zijn huidige detentie, die aanving op 4 juni 2019, heeft klager een groot aantal disciplinaire straffen opgelegd gekregen, deels vanwege soortgelijke incidenten. Er is dus sprake van bestendig negatief en agressief gedrag. Daarbij is ook van belang dat klager is gedetineerd omdat hij wordt verdacht van een poging tot moord. Gelet op deze omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat klager een ernstig beheersrisico vormde. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven