Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3924/GA, 30 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Hoorplicht  v

Nummer          R-19/3924/GA                        

Betreft [klager]            Datum 30 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het aantreffen van twee mobiele telefoons en een agressieve uiting richting personeel, ingaande op 10 maart 2019 (IJ-2019-000265).

De beklagcommissie heeft op 3 juni 2019 het beklag gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Nu de speciale celinspectie, waarbij twee mobiele telefoons zijn aangetroffen en klager zich verbaal agressief heeft geuit naar een medewerker, in het weekend plaatsvond, was de directeur niet aanwezig in de inrichting. Wel wilde de directeur klager telefonisch horen. Klager heeft direct aangegeven niet gehoord te willen worden door de directeur, waardoor de directeur geen belangenafweging heeft kunnen maken om klager al dan niet in persoon te horen. Om die reden heeft de directeur in haar beslissing opgenomen: ‘u bent door mij niet gehoord met als reden dat u niet gehoord wilde worden’ en behoefde de beslissing hieromtrent niet gemotiveerd te worden. Indien klager aan de directeur – dan wel het personeel – te kennen had gegeven dat hij niet telefonisch, maar in persoon had willen worden gehoord, had de directeur de keuze kunnen maken om klager in persoon, dan wel telefonisch te horen. Daarnaast heeft klager tijdens het telefoongesprek met de directeur, waarbij de telefoon op luidsprekerstand stond, niet aangegeven dat hij last had van zijn oor. 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

In RSJ 15 januari 2019, 18/621/GA is bepaald dat de keuze voor het horen middels een digitaal communicatiemiddel in plaats van het horen in persoon dient te worden gemotiveerd. In die zaak ging het overigens om het horen via FaceTime, dus via een directe beeld- en geluidsverbinding terwijl het in onderhavige zaak gaat om (voorgenomen) telefonisch horen, dus slechts via een geluidsverbinding zonder gelijktijdige beeldverbinding. De door de directeur in beroep aangedragen omstandigheid dat klager toen zij hem telefonisch sprak direct aangaf dat hij niet wenste te worden gehoord kan hieraan niet afdoen.        

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 30 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven