nummer: 03/2675/GM
betreft: [klager] datum: 1 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 21 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Schuurman, advocaatte Breukelen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 14 november 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2004, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn voornoemde raadsman.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem is niet ter zitting verschenen, hoewel behoorlijk opgeroepen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 6 oktober 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft niet serieus nemen en onjuist behandelen van klachten op kno-gebied.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Klager heeft langdurig last gehad van klachten op kno-gebied: vocht in de voorhoofdholte, vernauwing van de bijholtes, en problemen met zijn trommelvliezen. Hij kon niet goed horen, had last van oorsuizen, zweren in de oren en vanbloedingen uit de neus en de mond. Verder heeft hij veel pijn gehad van oor tot sleutelbeen. In verband hiermee wilde hij Amoxicilline voorgeschreven hebben. Amoxicilline helpt zijns inziens beter tegen genoemde klachten dan de doorde arts voorgeschreven kuur met een ander antibioticum. Klager heeft dit bij een eerdere behandeling van deze kwaal in De IJssel ondervonden. De inrichtingsarts wilde aanvankelijk Amoxicilline niet voorschrijven, omdat infecties bijklager resistent zouden worden voor dit antibioticum. Echter, indien de Amoxicillinekuur wordt afgemaakt is het gevaar dat de patiënt resistent wordt niet aanwezig.
De arts heeft klager onzorgvuldig behandeld en onheus bejegend door hem uit te lachen, in plaats van goed naar hem te luisteren.
Klager achtte verwijzing naar een kno-arts noodzakelijk omdat er van genezing geen sprake was en hij heeft herhaaldelijk om deze verwijzing gevraagd. De inrichtingsarts heeft in eerste instantie verwijzing naar een kno-artstoegezegd, maar heeft de beslissing tot verwijzing nadien ingetrokken.
Klager is na het instellen van het beroep naar een andere inrichting overgeplaatst. Hij is door de medische dienst aldaar verwezen naar de kno-arts en naar de kaakschirurg. De kaakchirurg heeft onlangs vastgesteld dat klagerskaakgewrichten niet goed functioneren, er is geen “smeersel” aanwezig in de gewrichten, hetgeen de pijnklachten veroorzaakt.
De raadsman heeft een uitspraak van de Nationale Ombudsman over de vereiste medische zorg in detentie overgelegd (nr. 97/243 d.d. 17 juni 1997).
De inrichtingsarts heeft -zakelijk weergegeven- het volgende standpunt ingenomen.
Klager is veelvuldig gezien in verband met zijn klachten op kno-gebied.
Klager heeft op 14 juli 2003 bij een waarnemend arts Amoxicilline geëist in verband met voorhoofdholteklachten. Dit middel werd omwille van de rust en onder grote druk van klager en zijn advocaat op 16 juli 2003 verstrekt, maar hetwerd niet geïndiceerd geacht, omdat klager net Klacid SR had gehad en het niet opportuun is dan direct weer met met een antibioticumkuur te beginnen.
Klager heeft voorts aangegeven dat hij naar een kno-arts verwezen wilde worden. De inrichtingsarts vindt de klachten passen bij allergische rhinitis, waartegen zij prednisolon en fluticason neusspray heeft voorgeschreven. Zij heeftklager uitgelegd dat één en ander pas na weken gebruiken een positief resultaat geeft.
Kort daarna heeft de tandarts klager naar een kaakchirurg verwezen, omdat hij van oordeel was dat de klachten mogelijk ook kunnen worden veroorzaakt door problemen op tandheelkundig gebied. De inrichtingsarts zal verwijzing naar eenkno-arts overwegen nadat zij de uitslag van het onderzoek door de kaakchirurg heeft gekregen. Klager had inmiddels zelf een afspraak bij de kno-arts gemaakt, maar die is door de medische dienst afgezegd.
Klager heeft overigens geen zieke indruk op de inrichtingsarts gemaakt. Zowel bij lichamelijk onderzoek als bij bloedonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor acute pathologie.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt, gezien klagers medisch dossier, vast dat de medische dienst van de locatie Esserheem veel aandacht en zorg voor klagers genoemde klachten heeft gehad. Klagers eis Amoxicilline verstrekt te krijgen acht deberoepscommissie niet zinvol, nu een indicatie voor de verstrekking ervan niet aanwezig is geweest. Gelet op de door klager geuite klachten en het voorschrijven van de geneesmiddelen Klacid Sr, Prednisolon en Fluticason concludeertde beroepscommissie dat klager behandeld is als hebbend een bijholte-ontsteking. Uitgaande van een goede uitleg van de werking van deze middelen, gevolgd door een goed gebruik, kan eerst na een aantal weken blijken dat deze middelenwerkzaam zijn. Indien de patiënt dàn geen baat bij de middelen blijkt te hebben kan verwijzing naar een kno-arts worden overwogen. Echter in het onderhavige geval is intussen bij tandheelkundig onderzoek het vermoeden gerezen vaneen mogelijk tandheelkundige oorsprong van de klachten en is derhalve naar de kaakchirurg verwezen. Het afwachten van het resultaat van het onderzoek van de kaakchirug alvorens naar de kno-arts te verwijzen acht de beroepscommissie,mede gelet op klagers toelichting terzake van het resultaat van dit onderzoek, een juiste beslissing.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in zijn of haarhoedanigheid ten opzichte van klager diende te betrachten en evenmin is strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden F.M.M. van Exter, huisarts, en dr. M. Kooyman, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1 maart 2004.
secretaris voorzitter