Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4045/SGA, 31 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:31-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4045/SGA                              

Betreft verzoeker        Datum 31 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker, (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 22 juli 2020 beslist dat verzoeker wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: b dwangbehandeling), ingaande op 22 juli 2020 en eindigend op 22 oktober 2020.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling

Uit de stukken blijkt dat de toediening van de medicatie op grond van de bestreden beslissing inmiddels op 22 juli 2020 heeft plaatsgevonden. Het schorsingsverzoek kan daarom geen betrekking meer hebben op de eerste toediening van de medicatie op 22 juli 2020, maar enkel op de verdere tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing om bij verzoeker b dwangbehandeling toe te passen in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Daarover overweegt de voorzitter als volgt.

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een b dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Bij een b dwangbehandeling moet het gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

Uit de stukken, waaronder verzoekers behandelingsplan met de verklaringen van de behandelend psychiater, blijkt dat bij verzoeker - die een psychiatrische voorgeschiedenis heeft met misbruik van alcohol, cannabis en qat - sprake is van een paranoïde psychose, vermoedelijk voortkomend uit schizofrenie. Dit uit zich in afwijkend geagiteerd gedrag, agressie en achterdocht. Verzoeker wijst in de lucht en schreeuwt ´I am African, I am alone´ en eist op dreigende toon shag van medegedetineerden. Hoewel verzoeker eerder - na motiverende gesprekken - wel medicatie heeft ingenomen, weigert hij sinds kort alle medicatie. Volgens hem heeft de medicatie goed geholpen, maar is het nu niet meer nodig. Er is geen sprake van ziektebesef- of inzicht. Het volstaat om te leven naar Gods wetten, aldus verzoeker. Op 18 juli 2020 is verzoeker betrokken bij een ernstig incident, waarbij hij al schreeuwend meermalen met een (vermoedelijk aangeslepen) mes insteekt op een medewerker. Door adequaat optreden van medewerkers heeft dit niet geleid tot zwaar letsel bij de betreffende medewerker, maar is het gebleven bij oppervlakkig letsel aan het scheenbeen en rond het linkeroog. De behandelend psychiater geeft aan dat er een (acuut) gevaar bestaat voor anderen. De verwachting is dat met de toepassing van de dwangmedicatie, de ernst van de psychotische symptomen afneemt die aan het gevaar ten grondslag liggen. Gebleken is dat bij eerdere inname van medicatie door verzoeker de symptomen afnamen en er geen sprake meer was van gevaar voor anderen.

Gelet op het voorgaande voldoet de beslissing om bij verzoeker b dwangbehandeling toe te passen naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij verzoeker b dwangbehandeling toe te passen kan dan ook niet als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat er een spoedeisend belang is om de tenuitvoerlegging van deze beslissing op dit moment te schorsen. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

De voorzitter merkt ten overvloede op dat, gelet op de lange duur van de toepassing van de b-dwangbehandeling en het feit dat eerdere medicatie inname door verzoeker een positief resultaat had, zij ervan uitgaat dat de directeur zich met regelmaat door de psychiater laat adviseren en toetst of voortzetting van de b-dwangbehandeling langer noodzakelijk is of dat met andere minder ingrijpende maatregelen kan worden volstaan om het genoemde gevaar af te wenden.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 31 juli 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven