Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0195/GA, 11 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/195/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 november 2003 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, welke aan klager en de directeur is verzonden op 26 januari 2004,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het door de directeur niet beslissen op een verzoek om een studie te mogen volgen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie is op verkeerde gronden tot haar uitspraak gekomen.
Klager verzoekt de beroepscommissie te bewerkstelligen dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem in de Engelse taal zullen worden uitgereikt.
Klager heeft aan de directeur verzocht om toestemming voor het volgen van een studie aan de Open Universiteit. Klager heeft daarbij aangegeven zelf in de kosten van die studie te zullen voorzien. Klager heeft niet tijdig antwoordgekregen op zijn verzoek. Klager wil het beroep mondeling kunnen toelichten. Klager is van mening dat de beslissing om het beroep schriftelijk af te doen in strijd is met het bepaalde in de Pbw en het EVRM. Klager heeft een en anderook bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens aangebracht in een door hem aanhangig gemaakte zaak met kenmerk 2494/04.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om een mondelinge behandeling van het beroep en daarbij aangegeven dat de schriftelijke afdoening in strijd zou zijn met de wettelijke– en verdragsbepalingenbepalingen.
Op grond van het bepaalde in artikel 69, derde lid onder a, van de Pbw kan de beroepscommissie het beroep schriftelijk behandelen. De beroepscommissie acht zich in dit geval voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijsthet verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten, daarom af. De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat de omstandigheid dat klager een klacht terzake de wijze van behandeling van het beklag en beroep heeftneergelegd bij het EHRM, geen reden vormt om daaromtrent thans tot een ander oordeel te komen.

Klager heeft aan de beroepscommissie verzocht te willen bewerkstelligen dat hem alle het beroep betreffende stukken in de Engelse taal ter hand worden gesteld. Gelet op artikel 71, vierde lid, Pbw in verbinding met artikel 67,vierde lid, Pbw dient de directeur van de p.i. in een vertaling van de uitspraak van de beklagcommissie te voorzien en derhalve kan klager zulks verzoeken aan de directeur van de p.i. Ook ten aanzien van de overige in beroep aan deorde zijnde dossierstukken geldt dat klager aan de directeur kan verzoeken dat deze hem in een voor hem begrijpelijke taal ter kennis worden gebracht. Niet is aannemelijk geworden dat klager een dergelijk verzoek aan de directeurheeft gedaan.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om over te gaan tot een mondelinge behandeling van het beroep af.
Zij verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven