Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6125/GA, 20 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6125/GA             

Betreft [Klager]            Datum 20 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 1 juni 2019 niet de volledige weekverstrekking heeft ontvangen die hij had besteld. Het betreft hier een structureel leveringsprobleem met betrekking tot de winkelbestellingen vanuit de inrichtingswinkel waar de weekverstrekking nu ook is ondergebracht.

De beklagcommissie heeft op 14 februari 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming van €10,- toegekend (ZB-2019-378). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en de directeur en klager zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen. Voorts heeft de beroepscommissie nadere inlichtingen ingewonnen bij de directeur, die naar klager zijn gestuurd en aan het dossier zijn toegevoegd.

2. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Hierbij overweegt de beroepscommissie dat ook in beroep niet is gebleken dat de directeur concreet stappen heeft ondernomen om het structurele probleem met de weekverstrekking op te lossen. De beroepscommissie merkt voorts nog op dat indien producten van de weekverstrekking niet leverbaar blijken te zijn, zij het wenselijk acht dat deze producten na worden geleverd. Immers, de weekverstrekking voorziet de gedetineerden van basisproducten die van overheidswege aan hen worden verstrekt. Dit zijn basisproducten waar de gedetineerde recht op heeft en derhalve niets voor hoeft te betalen. Indien een dergelijk product niet op voorraad is kan de gedetineerde dan ook geen geld terugkrijgen. Ook de punten waarmee deze producten verrekend en ‘betaald’ worden, kunnen niet meegenomen worden naar de week daarop. De gedetineerde kan dan ook op geen enkele wijze gecompenseerd worden voor deze producten.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 20 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven