Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0832/TP, 28 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/832/TP
betreft: [klager]
datum: 28 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 10 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 24 maart 2003 verlengd tot en met 21 juni 2003.

2. De feiten
Klager is bij rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Deze uitspraak is, na het intrekken door klager van zijn cassatieberoep, onherroepelijk geworden op 18 september2002. De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is, na de tenuitvoerlegging van een openstaande gevangenisstraf van een week, ingegaan op 25 september 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in eentbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) te Maastricht en de Forensische Observatie en Begeleidings- Afdeling (FOBA) in huis van bewaring Het Veer te Amsterdam.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij was door omstandigheden niet in staat eerder beroep in te stellen dan bij het beroepschrift van 7 april 2003. Hij verkeerde onder invloed van medicatie en heeft slechte voorlichting gehad van de psycholoog en het Bureau selectieen detentiebegeleiding van het h.v.b. te Maastricht.
Hij heeft bezwaar tegen de verlenging van zijn passantentermijn omdat zijn verblijf in het h.v.b. ten tijde van het instellen van het beroep al 21 maanden duurde, terwijl de rechter van oordeel was dat hij geen straf heeft verdienden snel geholpen diende te worden. Klagers familie, waaronder zijn zoontje, zou ook gebaat zijn bij een spoedige behandeling van klager.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.

Het beroep is zeer laat ingesteld. Bij navraag bij het Bsd van het h.v.b. te Maastricht is gebleken dat klager ten tijde van het uitreiken van de mededeling van de bestreden beslissing onder invloed van medicatie verkeerde. DeMinister refereert zich met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep aan het oordeel van de beroepscommissie.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, omdat klager tijdig is gehoord en de mededeling van de verlengingsbeslissing tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Op de datum van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b.. Eendergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Op de beslissingsdatum was niet gebleken dat hij metvoorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had toen vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. In hetkader van deze beroepsprocedure heeft de Minister de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Amsterdam verzocht een medische verklaring omtrent klagers psychische conditie uit te brengen.

Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 21 mei 2003 van de FPD te Amsterdam is klagers psychische conditie zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. Vermeld wordt onder meer datklager voor de derde maal in de FOBA verblijft. De laatste opname dateert van het voorjaar van 2003 nadat klager in het reguliere h.v.b. toenemend achterdochtig was geworden, meende lichamelijk ziek te zijn en meer en meer dreigendnaar het personeel was. Dit ziektebeeld leidde in het reguliere h.v.b. tot onhanteerbaar antisociaal gedrag. Tijdens zijn huidige verblijf in de FOBA blijkt sprake te zijn van ernstige psychotische verschijnselen bij aanwezigheidvan een paranoïde vorm van schizofrenie, met aanwijzingen voor het bestaan van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Medicatie wordt, ten tijde van het onderzoek door de psychiater van de FPD, door klager geweigerd. Klagerbehoeft naar het oordeel van deze psychiater dringend behandeling in een daartoe geoutilleerde - bij voorkeur forensisch psychiatrische - kliniek. Gelet op zijn psychische toestand en de bestemming van de FOBA wordt klager ookongeschikt geacht voor langer verblijf op de FOBA.

4. De beoordeling
Klager heeft de beroepstermijn overschreden. De beroepscommissie acht aannemelijk dat door een veelheid van factoren redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. De beroepscommissie acht hem derhalveontvankelijk in het beroep.

Voor de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat klager als gevolg van het capaciteitstekort nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Uit de medische verklaring d.d. 21 mei 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Amsterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een regulier h.v.b èn in deFOBA als onverantwoord moest worden beschouwd en dat klager bij voorrang diende te worden geplaatst in een tbs-inrichting. Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn teworden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, me toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in een tbs-inrichting zal worden geplaatst. Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op E 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in eenh.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van f 125,= per maand.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op E 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegensdetentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtin, daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van driemaanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van E 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 28 JULI 2003

Naar boven