Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4067/GA, 15 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4067/GA                    

Betreft [klager]            Datum 15 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een voorwaardelijke disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, met een proeftijd van drie maanden, vanwege het op cel aantreffen van contrabande (medicatie en een extra matras), ingaande op 29 maart 2019 en tegen de omstandigheid dat zijn schoenen zijn vernield.

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 19 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard (NM2019/302+303). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft paracetamol van de medewerkers op de afdeling ontvangen omdat hij in die periode last had van ernstige kiespijn. Klager was ook naar de tandarts geweest. Klager heeft meer dan één tablet ontvangen in verband met de pijn en omdat hij gedurende de dag meerdere pijnstillers in moest nemen. Iedere gedetineerde krijgt op verzoek paracetamol. Daarom is er geen sprake van contrabande. Op het moment dat klager zijn intrek nam op de cel lagen er al twee matrassen. Klager veronderstelde dat het tweede matras was geplaatst omdat in het onderste matras gaten zaten. Klager betwist het matras te hebben vernield. De twee aangetroffen tabletten zijn vitaminepillen die klager heeft gekocht in de winkel in de inrichting. De tabletten zijn nooit onderzocht. 

Standpunt van de directeur

Het verstrekken van paracetamol heeft tot doel dat pijn direct kan worden bestreden. Er wordt één tablet per keer verstrekt. Het opsparen daarvan is nimmer toegestaan. De maximale dosis paracetamol per etmaal is per gezonde volwassene zes keer 500 mg paracetamol (3000 mg) terwijl klager 5000 mg op cel had. Dit vormt daadwerkelijk een gezondheidsrisico. In paragraaf 4.2 van de huisregels is opgenomen dat het opsparen van medicatie levensgevaarlijk kan zijn en bij ontdekking zal worden bestraft. Klager kon niet aannemen dat het tweede matras op de cel hoorde. In de vaste inventarisatielijst is opgenomen dat op een éénpersoonscel één matras ligt. Deze lijst is als bijlage 3 in de huisregels opgenomen. Op grond van paragraaf 2.2.4 dient klager goederen die hij aantreft op cel maar die niet op de inventarisatielijst staan, aan te geven bij het personeel. Klager heeft hieraan geen gevolg gegeven. Klager is niet voor het bezit van de twee pillen bestraft. Deze staan niet benoemd op de beschikking. 

3. De beoordeling

Uit het schriftelijke verslag en de verkregen inlichtingen van de directeur volgt dat op 29 maart 2019 tijdens een inspectie op de cel van klager vijf pillen van 1000 mg paracetamol, twee witte pillen van een onbekende substantie en een tweede matras is aangetroffen. Op basis daarvan kon in redelijkheid worden overgegaan tot het opleggen van een disciplinaire straf. Voldoende aannemelijk is geworden dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan het opsparen van medicatie en een matras teveel op cel had, hetgeen op grond van de huisregels niet is toegestaan. Klager is niet voor het bezit van de twee pillen met een onbekende substantie bestraft. De landelijke sanctiekaart schrijft voor dat het ‘opsparen van paracetamol e.d.’ wordt gesanctioneerd met een voorwaardelijke straf. De opgelegde straf kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als disproportioneel worden aangemerkt. Tegenover hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot zijn schoenen, kan de reactie van de directeur op het beklag worden geplaatst. Uit navraag is gebleken dat het onwaarschijnlijk is dat het personeel klagers schoenen kapot heeft gemaakt tijdens de celinspectie. In het schriftelijke verslag staan ook geen aanwijzingen waaruit dat blijkt. 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 15 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven