Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5315/GA, 14 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5315/GA               

Betreft [klager]            Datum 14 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 2 november 2019 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 20 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (VU 2019/2022). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. S. Ikiz, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen (zoals in beginsel altijd geschiedt bij een beroep inzake dwangbehandeling). De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit dient ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verwezen wordt naar de gronden van het bij de beklagcommissie ingediende klaagschrift.

Standpunt van de directeur

Het beroepschrift is niet met redenen omkleed, zoals artikel 69, eerste lid, van de Pbw voorschrijft. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Inhoudelijk wordt verwezen naar de bij de beklagcommissie ingediende reactie op het klaagschrift. Vanaf december 2019 verbleef klager in een begeleide woonvorm. Op 20 februari 2020 is zijn ISD-maatregel beëindigd.

3. De beoordeling

Het beroepschrift is weliswaar zeer summier, maar met de verwijzing naar de gronden van het klaagschrift voldoet dit naar het oordeel van de beroepscommissie aan de eis van artikel 69, eerste lid, van de Pbw. Klager kan dus in het beroep worden ontvangen.

Op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogen van de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer bepaald dat indien voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw nodig is, de gedetineerde onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van de directeur ontvangt. De directeur dient dan in zijn beslissing aan te geven waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis. Klager was (voor aanvang van de dwangmedicatie) achterdochtig, hyperalert en motorisch onrustig. Hij had het idee dat er overal camera’s hingen en had het over het misbruiken van vrouwen. Zijn verhalen waren onnavolgbaar, hij zocht de confrontatie met het personeel en maakte kung fu-bewegingen. Klager kon dreigend gedrag laten zien. Er was gevaar voor agressie jegens derden en voor agressie van derden jegens klager. Destijds werd geconcludeerd dat sprake was van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met manische ontremming. De toegepaste dwangbehandeling heeft gezorgd voor een aanzienlijke verbetering.

Op 15 oktober 2019 heeft de behandelend psychiater met klager gesproken. Klager zag echter nog steeds het nut niet in van de antipsychotica. Hij zou het gebruik daarvan niet voortzetten, als de dwangbehandeling zou worden gestopt. Volgens de psychiater zou stoppen met medicatie vrijwel zeker leiden tot een manisch-psychotische relapse. Een schizoaffectieve stoornis is bovendien een chronische stoornis die langdurig, zo niet levenslang, behandeling behoeft. Minder ingrijpende middelen zijn niet voorhanden.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de behandelend psychiater bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. In de bestreden beslissing heeft de directeur voldoende toegelicht dat de voortzetting van het dwangtraject noodzakelijk is.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van de directeur voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de stukken blijkt namelijk dat klager weigerde vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiater de enige manier is om gevaar voor klager zelf of anderen te voorkomen.

Daarnaast is voldoende aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is. Uit de stukken blijkt namelijk dat klagers toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk zijn verbeterd sinds de aanvang van de dwangbehandeling.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Tot slot en naar aanleiding van de grief van de raadsman in de beklagprocedure over de afwezigheid van een second opinion, overweegt beroepscommissie als volgt (onder verwijzing naar RSJ 11 juni 2020, R-20/5964/TA). De wet vereist niet dat het advies van een onafhankelijke psychiater wordt ingewonnen in het geval van voortzetting van een a dwangbehandeling. De beroepscommissie acht het uit oogpunt van zorgvuldigheid aanbevelingswaardig dat bij langlopende dwangtrajecten met enige regelmaat door een onafhankelijke psychiater de noodzaak en toepassing van de a dwangbehandeling wordt getoetst. De onafhankelijke psychiater kan ook werkzaam zijn bij dezelfde PI als de behandelend psychiater mits de psychiater die de second opinion uitvoert gedurende een periode van meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest. De beroepscommissie acht het in ieder geval aangewezen dat een dergelijke toets telkens om de zes maanden plaatsvindt. De beroepscommissie wijkt hiermee af van eerdere uitspraken waarin van een andere frequentie werd uitgegaan.

De beroepscommissie is van oordeel dat een halfjaarlijkse toets van de noodzaak van voortzetting van de a dwangbehandeling door een onafhankelijke psychiater bijdraagt aan de zorgvuldigheid van de genomen beslissing en de hieraan ten grondslag liggende motivering. Deze motivering kan van groot belang zijn voor de gedetineerde zelf alsook voor de beoordeling van het eventuele beklag en beroep dat de gedetineerde tegen voortzetting van de a dwangbehandeling kan indienen. De beroepscommissie zal dan ook bij volgende verlengingsberoepen de (meest recente) second opinion onderdeel laten uitmaken van de beoordeling.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 14 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. R. Koning en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven