Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3952/SGA, 9 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:09-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          S-20/3952/SGA                         

Betreft [verzoeker]      Datum 9 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 2 juli 2020 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (IJ-2020-000675).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat hij op 3 maart 2020 disciplinair is gestraft vanwege een positieve score bij een urinecontrole. Daarna heeft hij tot 23 juni 2020 alleen maar ‘groen’ gedrag laten zien. Hij is naar aanleiding van één rapport ‘rood’ gekleurd.

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘oranje’ en ’rood’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker disciplinair is gestraft wegens het dreigen met het neersteken, neerslaan en in brand steken van personeel, en het aanrichten van een bloedbad.

Er is weliswaar sprake van ‘rood’ gedrag, maar naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verzoeker structureel ongewenst gedrag vertoont. Nu een enkele strafwaardige gedraging in beginsel geen zelfstandige grond kan zijn voor degradatie, voldoet de belangenafweging van de directeur niet aan de daaraan gestelde eisen en kan deze de bestreden beslissing niet dragen. De bestreden beslissing is daarmee zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 9 juli 2020 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven