nummer: R-20/5695/TA
betreft: [klager] datum: 9 juli 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Maat, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 december 2019 van de beklagcommissie bij FPC Pompestichting, locatie Nijmegen, verder te noemen de instelling, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. Alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen. Op 14 april 2020 en 23 april 2020 is een schriftelijke reactie van klager ontvangen. Op 23 april 2020 is een schriftelijke reactie van het hoofd van de instelling ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
Het beklagcommissie heeft een tegemoetkoming toegekend van € 25,- vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de door klager ondervonden overlast doordat zijn persoonlijke verblijfsruimte niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen (klachtnummer PN 2019/164), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wil een hogere tegemoetkoming dan de door de beklagcommissie toegekende € 25,-. Het enkele feit dat de hoogte van de immateriële schade moeilijk kan worden bepaald, rechtvaardigt niet dat klager niet in aanmerking komt voor een hogere schadevergoeding. De kamer van klager heeft vanaf begin juni tot in ieder geval 18 september 2019 niet voldaan aan de eisen die daaraan naar redelijke verwachting gesteld hadden mogen worden. Er is een grote inbreuk gemaakt op het woongenot van klager en de hygiënische situatie. De immateriële schade ziet op het feit dat klager gedurende deze periode geen bezoek op zijn kamer heeft kunnen ontvangen. Klager moest gedurende de nacht naar een toilet op de afdeling, wat hij zeer onprettig vond. Klager heeft hierdoor last gehad van slapeloze nachten. Zijn hobby, het houden van vissen, heeft hij moeten opgeven. Klager heeft moeten verblijven in een kamer met tientallen rioolvliegen. Dit heeft bij klager voor heel veel ongemak, stress en onnodige medische risico’s gezorgd. De aanhoudende penetrante rioolstank in combinatie met de omstandigheid dat niemand hem heeft geholpen, heeft een zware wissel op klager getrokken. Pas na drie maanden is door de instelling actie ondernomen. Kortom een mensonterende situatie waarbij de tegemoetkoming van € 25,- niet opweegt tegen het door klager ondervonden ongemak. Klager acht een schadevergoeding van € 2.000,- op zijn plaats. Klager wil de immateriële schade verder mondeling toelichten.
In de nadere schriftelijke reactie licht klager toe dat gedurende enkele maanden honderden rioolvliegen overal in zijn leefruimte zaten, zoals op zijn eten, zijn kookgerei, zijn bed en zijn toiletartikelen. Niets in zijn leefruimte was onbesmet. Klager heeft maandenlang de rioolvliegen van zich af moeten slaan en daardoor slapeloze nachten gehad. De schade is zeer aanzienlijk geweest. Wat betreft de overleden tropische vissen heeft klager bijna € 800,- verloren aan zijn (aquarium)bak. Klager heeft de bak voor een lager bedrag van de hand moeten doen.
Klager heeft weliswaar gebruik gemaakt van de crisiskamer, maar moest deze verlaten zodra andere verpleegden werden teruggeplaatst. Dit bood dus geen soelaas. Klager heeft niet geweigerd de zaken te laten verhelpen. De zorgmanager zei dat met het breken beter gewacht kon worden totdat klager zou verhuizen, klager ging hierin mee.
Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft sinds begin juni last van vliegen die uit zijn toilet komen. Aan klager is aangeboden gebruik te maken van de douche en het toilet in de crisiskamer zolang het probleem niet was verholpen. Op 25 juli 2019 is door de technische dienst de toiletpot van de muur gehaald en de leiding gecontroleerd. Er zijn foto’s gemaakt van de situatie die naar een bedrijf gespecialiseerd in ongediertebestrijding zijn gestuurd. Op 1 augustus 2019 is een nieuwe toiletpot geplaatst en begin september 2019 is een bedrijf gespecialiseerd in ongediertebestrijding langs geweest. Er zijn dus wel inspanningen verricht om het probleem op te lossen, maar deze hadden niet het gewenste resultaat. Op 18 september 2019 heeft een installateur een lek achter de toiletpot geconstateerd, maar hij mocht dit van klager pas verhelpen nadat klager zou zijn verhuisd. Op 4 oktober 2019 is klager verhuisd naar de Meander en is het probleem opgelost. Voor de schade als gevolg van het overlijden van de vissen is aan klager € 150,- overgemaakt. Het bedrag van € 800,- dat klager in beroep noemt, is bij het personeel niet bekend en ook niet nader onderbouwd. Daarnaast is aan klager als tegemoetkoming een bedrag van € 25,- aangeboden. Het hoofd van de instelling verwijst ter onderbouwing naar enkele uitspraken van de beroepscommissie. Het hoofd van de instelling heeft de suggestie van de beklagcommissie om de hoogte van de tegemoetkoming opnieuw te beoordelen, overgenomen. De door klager gevraagde schadevergoeding van € 2.000,- is niet onderbouwd, hierin kan de instelling klager niet volgen. De instelling biedt klager een tegemoetkoming aan van € 250,- (€ 15,- per week) in lijn met RSJ-uitspraken inzake weigering van bezoek. Dit komt bovenop de eerder aangeboden € 25,-. Bij klager is overigens geen sprake geweest van een weigering bezoek. Klager kon zijn netwerk bezoeken tijdens verlof en daarnaast kon hij gebruik maken van het appartement om bezoek te ontvangen.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De stukken bevatten na de schriftelijke toelichtingen van partijen voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
De beroepscommissie stelt voorop dat het beroep niet is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag door de beklagcommissie, maar enkel betrekking heeft op de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming.
Uitgangspunt is dat een tegemoetkoming bedoeld is voor het door een verpleegde ondervonden ongemak en niet kan dienen als schadevergoeding. Indien de door de verpleegde gestelde schade eenvoudig is te begroten, kan er evenwel aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Nu klager de immateriële schade vergoed wil zien, is de beroepscommissie van oordeel dat de schade niet eenvoudig is te begroten, zodat de beroepscommissie in dit geval geen schadevergoedingsaspecten kan en zal betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open.
Gelet op het door het hoofd van de instelling in beroep gedane aanbod voor een tegemoetkoming, ziet de beroepscommissie in dit geval aanleiding een hogere tegemoetkoming toe te kennen dan de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming. Het hoofd van de instelling heeft klager een aanbod gedaan van € 250,- bovenop de eerder aangeboden € 25,- voor het ongemak dat klager heeft ondervonden door vliegen en stank als gevolg van een lek achter de toiletpot in zijn verblijfsruimte. Gelet hierop kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, aan klager een hogere tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op € 275,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 275,-.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. T.B. Trotman en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 juli 2020
secretaris voorzitter