Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4064/GA, 7 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4064/GA                    

Betreft [klager]            Datum 7 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, waarvan vijf dagen voorwaardelijk, wegens het niet meewerken aan plaatsing in een meerpersoonscel (hierna: mpc), ingaande op 9 maart 2019 (DS2019/105).

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Schiphol heeft op 20 juni 2019 het beklag op formele gronden gegrond verklaard, het beklag voor het overige ongegrond verklaard en heeft een tegemoetkoming toegekend van €5,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het DC Schiphol (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Mr. A.M. Veld heeft in haar e-mailbericht van 28 juni 2019 te kennen gegeven dat zij klager in de beroepsprocedure niet als raadsvrouw bijstaat.

2. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat in beroep enkel aan de orde kan zijn het deel van het beklag dat door de beklagcommissie ongegrond is verklaard.

Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde een mpc toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.

Ongeschiktheid kan samenhangen met onder meer diens psychische gesteldheid, gedragsproblematiek en de achtergrond van het door hem gepleegde delict.

De beroepscommissie leidt uit het dossier af dat de medische dienst op het moment dat klager daartoe werd gezien geen contra-indicaties aanwezig heeft geacht voor plaatsing in een mpc. Niet gebleken is dat de directeur niet mocht afgaan op het oordeel van de medische dienst en op basis daarvan kon klager geplaatst worden in een mpc. Klager heeft dat vervolgens geweigerd. Het niet meewerken aan plaatsing in een mpc levert strafbaar gedrag op, zodat de disciplinaire straf in redelijkheid kon worden opgelegd aan klager. Het beroep kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie en zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt voor zover aan de orde de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 7 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven