Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3902/SJA, 30 juni 2020, schorsing
Uitspraakdatum:30-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3902/SJA                       

Betreft verzoeker        Datum 30 juni 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker, geboren op 2 februari 2000 (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Intermetzo te Lelystad (hierna: de directeur) heeft op 24 juni 2020 verzoekers verloven ingetrokken tot en met 21 juli 2020.

Verzoekers raadsvrouw, mr. J. Steenbrink, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoekers verloven zijn ingetrokken, omdat hij zou hebben geprobeerd om te frauderen bij een urinecontrole. Verzoeker ontkent dat. Ook stelt hij dat hij ten onrechte niet is gehoord voordat de beslissing is genomen.

Uit de reactie van de directeur komt naar voren dat verzoekers urine eerst te waterig was, waarna hij bij het bad urine moest afgeven. Daar was de urine te weinig en te koud. Ook een tweede poging leverde geen goede afname op. De voorzitter ziet – voorlopig oordelend – geen aanleiding om te twijfelen aan de lezing van de directeur. Daarnaast blijkt uit de mededeling waarin verzoekers verloven zijn ingetrokken dat verzoeker niet gehoord wilde worden. De voorzitter ziet ook geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Het staat tot slot niet ter discussie dat verzoeker bij eerdere urinecontroles weigerde mee te werken dan wel positief scoorde.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 30 juni 2020 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven