Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6854/GB, 29 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6854/GB                                             

Betreft [klager]            Datum 29 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 1 mei 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. K Bruns, en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op dit moment staat niet vast dat klager – na de tenuitvoerlegging van zijn vrijheidsstraf – in Nederland geen rechtmatig verblijf meer heeft. Klagers raadsvrouw – in de lopende uitzettingsprocedure en intrekkingsprocedure – heeft kenbaar gemaakt dat er voorlopig geen enkel zicht is op een uitspraak in beide procedures. Het is volgens haar nog maar de vraag of klager daadwerkelijk zal worden uitgezet, omdat hij stevig geworteld is in de Nederlandse samenleving. Zij gaf daarnaast aan dat het in de lijn der verwachting ligt dat klager Nederland voorlopig niet zal verlaten, omdat de uitzettingen naar Marokko voorlopig niet plaatsvinden vanwege de coronacrisis.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Daarvan is in dit geval sprake.

Klager heeft in een van de gesprekken met zijn casemanager – op verzoek – kenbaar gemaakt dat hij het liefst overgeplaatst wil worden naar de locatie De Schie te Rotterdam, omdat deze inrichting – qua reisafstand – het meest in de buurt ligt van de woonplaats van zijn moeder. Klagers moeder is terminaal ziek en kan elk moment komen te overlijden. Als klager in de locatie De Schie zou verblijven, kan zijn moeder hem nog af en toe bezoeken of zou er omgekeerd bezoek gerealiseerd kunnen worden. Zolang klager in de PI Ter Apel verblijft, is dit absoluut niet mogelijk en is de kans groot dat hij zijn moeder nooit meer zal zien. Klagers casemanager adviseerde hem om een doktersverklaring van zijn moeder te regelen, omdat hij zonder een doktersverklaring van zijn moeder – gezien zijn verblijfsstatus – weinig kans zou maken om overgeplaatst te worden naar de locatie De Schie. Klager heeft – met tussenkomst van zijn zus – een doktersverklaring en een ziekenhuisverklaring van zijn moeder aan zijn casemanager verstrekt, waaruit blijkt dat zij ongeneeslijk ziek is. Dit blijkt ook uit de – door klager - in beroep overgelegde medische stukken. Verweerder heeft op 11 februari 2020 beslist klager te selecteren voor de locatie De Schie. Tot klagers grote verbazing is hij op 24 maart 2020 echter overgeplaatst naar de PI Ter Apel. Hij vindt dit een kwalijke zaak. Klager vindt de bezwaarprocedure een vreemde gang van zaken, nu verweerder daarin zijn eigen beslissingen beoordeelt. Verzocht wordt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder

Klagers verblijfsvergunning is op 13 oktober 2017 ingetrokken. Op 23 januari 2018 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het daartegen ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard. Klager heeft tegen de beslissing van de IND beroep ingesteld. Hoewel de rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan op klagers beroep, heeft de IND in de bestreden beslissing opgenomen dat klager de uitspraak op het beroep niet in Nederland mag afwachten. Daarnaast heeft de IND kenbaar gemaakt dat klager geen voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De IND geeft aan dat klager op dit moment geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.

Het feit dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, was op het moment van selecteren in de inrichting van herkomst nog niet bekend. Klager is daarom gevraagd zijn voorkeur voor een inrichting kenbaar te maken. Hij is vervolgens bij beslissing van 11 februari 2020 – overeenkomstig zijn voorkeur – geselecteerd voor plaatsing in de locatie De Schie. Op het moment dat bekend werd dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland had, is hij geselecteerd voor plaatsing in de PI Ter Apel en is de eerdere positieve selectiebeslissing van 11 februari 2020 komen te vervallen.

Bij de plaatsing in een inrichting voor veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft verweerder slechts één keuze en dat is de PI Ter Apel. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is weliswaar niet uitgesloten, maar daartoe wordt alleen overgegaan, als er sprake is van zwaarwegende belangen die toepassing van de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 20b, derde lid, van de Regeling rechtvaardigen.

Klager heeft in zijn beroepschrift kenbaar gemaakt dat zijn moeder ernstig ziek is. Hij heeft echter niet door middel van een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) aangetoond dat zijn moeder dusdanig ziek is dat ze hem niet kan bezoeken. Weliswaar heeft klager een medische verklaring omtrent de gezondheidssituatie van zijn moeder meegezonden, maar deze is niet getoetst door het IMA. Dit is wel nodig om te kunnen bepalen of het noodzakelijk is om een uitzondering te maken op het gevoerde beleid. De door klager aangevoerde grond is onvoldoende toegelicht en bij deze stand van zaken onvoldoende zwaarwegend om een uitzondering op het geldende beleid te rechtvaardigen.

Waar klager aangeeft dat als hij dichterbij zijn familie geplaatst zou worden, hij meer bezoek zou ontvangen, is dat tijdens zijn detentie in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn niet gebleken. Tijdens de periode van zijn detentie in de PI Alphen heeft hij slechts tweemaal bezoek ontvangen. Ondanks het feit dat de PI Alphen veel dichterbij is dan de PI Ter Apel heeft klager daardoor niet meer bezoek ontvangen. Dit is destijds wel een van de redenen van het verzoek geweest.

Verweerder merkt nog op dat in de bezwaarprocedure niet de initiële beslissing wordt beoordeeld, maar dat het door klager ingediende bezwaarschrift – aan de hand van de geldende wet- en regelgeving – door een andere selectiefunctionaris namens verweerder wordt beoordeeld.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Verweerder heeft op 20 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de PI Ter Apel, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Klager wil echter geplaatst worden in de locatie De Schie, omdat die inrichting gemakkelijker te bereiken is voor zijn zieke moeder, zodat zij hem nog af en toe kan bezoeken.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Vaststaat dat klager  geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Dat de beroepsprocedure over deze beslissing van de IND nog loopt, maakt dit niet anders. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Klagers detentie is relatief recent aangevangen en de einddatum van zijn detentie is zeer binnenkort: 21 juli 2020. Bij het einde van zijn detentie zal hij bijna vier maanden in de PI Ter Apel hebben verbleven. In die periode konden en kunnen de nodige voorbereidingen worden getroffen voor zijn terugkeer naar het land van herkomst. Het belang daarvan weegt in dit geval zwaarder dan klagers belang gedurende deze periode (regelmatig) bezoek te kunnen ontvangen (zie RSJ 29 mei 2018, 17/3467/GB).

De omstandigheid dat klagers moeder hem niet in de PI Ter Apel zou kunnen bezoeken is niet zodanig zwaarwegend dat moet worden afgeweken van de voorgeschreven plaatsing in een inrichting bestemd voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Op grond van artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is begeleid incidenteel verlof immers de aangewezen wijze voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder (omgekeerd bezoek). Deze bepaling is ook van toepassing op strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De beroepscommissie overweegt nog dat uit de door klager overgelegde informatie blijkt dat zijn moeder ernstige gezondheidsklachten heeft, maar niet dat zij terminaal ziek is en elk moment kan komen te overlijden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 29 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris. 

secretaris        voorzitter

Naar boven