Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2984/GV, 23 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2984/GV

betreft: [klager] datum: 23 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers verzoek is een zeer bijzonder geval. De door de selectiefunctionarisgenoemde inschatting van de risico’s is totaal niet op hem van toepassing. Hij is 73 jaar en het persoonlijk belang is groot. Klager verzoekt hem 4 tot 6 maanden strafonderbreking toe te staan. Hij ziet kans om in die tijd plaatsingvan zijn zwager te realiseren. Klager regelt alle zaken. Zijn zus van 83 jaar kan het niet aan. Het is onverantwoord als klager niet kan helpen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 1 december 2003 gemeld bij de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard voor het ondergaan van een gevangenisstraf van twee jaar. Klager had zich al eerder moeten melden, maar heeft een jaaruitstel gekregen om zijn zwager te verzorgen en adequate opvang voor hem te vinden. Uit de stukken en na onderzoek door de medisch adviseur blijkt niet dat sprake is van een strikte noodzaak. De zorg die de zwager nodig heeft kanworden geboden door reguliere zorginstellingen. Hij is op de wachtlijst van een verzorgingstehuis geplaatst. Momenteel wordt de zwager verzorgd door een vriend van klager. Daarnaast bezoekt klagers zus hem regelmatig. Klager heefthet jaar uitstel niet adequaat gebruikt en is pas eind oktober 2003 gestart met het regelen van opvang voor zijn zwager. De selectiefunctionaris wordt door de zorginstelling geïnformeerd over de situatie van de zwager. Indiendaarvoor aanleiding bestaat zal het verzoek opnieuw overwogen worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 maart 2005.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, datniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat, mede gelet op het advies van de medisch adviseur, geen sprake is van een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in de Regeling op grond waarvan strafonderbreking kan worden verleend. Zijoverweegt hierbij dat momenteel in de verzorging van de zwager wordt voorzien en dat hij onder de aandacht is van een zorginstelling. Bovendien verblijft klager in een beperkt beveiligde inrichting waardoor hij in aanmerking komtvoor vierwekelijks weekendverlof. Met deze terugkerende verlofmogelijkheid kan in dit geval worden volstaan. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven