Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0058/GV, 23 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/58/GV

betreft: [klager] datum: 23 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 januari 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager gedraagt zich netjes en gebruikt geen drugs of medicatie die hij niet maghebben. De politie heeft ingestemd met verlofverlening. De reclassering heeft niets op klager aan te merken. Klager heeft al viermaal verlof gehad en is netjes teruggekeerd. Klagers vrouw en zes kinderen worden door de weigeringverlofverlening erg benadeeld. Zij kunnen klager niet bezoeken omdat ze dan drie uur moeten reizen en dat is financieel niet haalbaar. Kennelijk is de sociale dienst niet bereid om hiervoor bijzondere bijstand te verlenen. Overplaatsing wordt geweigerd. Het gezin is de dupe en gaat kapot. Klager betwist Seresta pillen op cel te hebben gehad. Hij vermoedt dat andere gedetineerden in zijn cel hebben ingebroken en die op cel hebben gelegd. Dit isgeschied in een weekend dat klager met verlof was. Klager heeft gemeld dat zijn cel overhoop was gehaald en ook dat hij werd afgeperst door die medegedetineerden, maar ze deden er niets aan. Klager gebruikte al lang geen Serestapillen meer. Hij heeft nog nooit een grote hoeveelheid drugs in zijn bezit gehad en wil daar ook niet van beschuldigd worden. Op grond van het bezit van die pillen is klager disciplinair gestraft en overgeplaatst naar een geslotensetting. Klagers beklag tegen de disciplinaire straf is ongegrond verklaard en het beroep daartegen is op 9 februari 2004 door de beroepscommissie behandeld.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is tijdens deze detentie in het kader van detentiefasering geplaatst geweest in een beperkt beveiligde inrichting waar hij het vertrouwen ernstig heeft geschaad door het in het bezit hebben van een zeer grote hoeveelheidpillen. Ook de labiele thuissituatie wordt als een contra indicatie voor verlof gezien. Er is geen vertrouwen in een goede afloop van een toe te kennen verlof. Klagers v.i.-datum valt op 7 oktober 2004. Op dit moment wordt hetverlenen van verlof niet wenselijk geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Flevoland, locatie Lelystad, heeft aangegeven, hoewel klagers gedrag enigszins is verbeterd, nog steeds twijfels te hebben omtrent de afloop van een eventueel verlof. Er is nog steedssprake van een labiele thuissituatie; klager krijgt de ene dag berichten van thuis dat de relatie wordt beëindigd en een dag later blijkt alles weer in orde te zijn. De directeur van de locatie Lelystad heeft wederom negatiefgeadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft aangegeven dat klager antecedenten heeft die in het halve Wetboek van Strafrecht voorkomen. Omdat klager al eerder verlof heeft gekregen, heeft het geen zin om negatief te adviseren tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van respectievelijk dertig maanden, vijf weken, met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal, oplichting, afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 28 mei 2004. Aansluitend dient hij eventueel vervangende/subsidiaire hechtenis van respectievelijk vier maanden, zes dagen en zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is vanuit een beperkt beveiligde inrichting met regimair verlof teruggeplaatst naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau en een regime van algehele gemeenschap in verband met het aantreffen van 83 Seresta-pillenop klagers cel. De beroepscommissie heeft gelet op de uitspraak nummer 04/30/GA d.d. 18 februari 2004 niet aannemelijk geacht dat het door klager gestelde, dat de pillen door andere gedetineerden op zijn cel zijn gelegd, juist zouzijn.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van klagers detentie, gelet op de thansbeschikbare informatie, rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4onder c. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven