Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2703/GA, 20 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 03/2703/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 november 2003 van de beklagcommissie bij de locatie De Geerhorst te Sittard, welke op 18 november 2003 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2004, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie De Geerhorst voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel, wegens bedreiging
en agressief gedrag jegens het personeel en wegens het aantreffen in klagers cel
van meer telefoonkaarten dan toegestaan volgens de huisregels;
b. de bij gelegenheid van een celinspectie ontstane beschadigingen aan badslippers, schoenen en een brillendoos.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak niet gekeken naar klagers kant van het verhaal. Klager heeft door dit voorval schade aan zijn eigendommen geleden. Door de wijze waarop de celinspectie is uitgevoerd, heeft klager schadegeleden. Hij wil die schade vergoed zien. Klagers schoenen zijn vernield en ook is de voering van zijn brillenkoker kapot getrokken. Klager had inderdaad een groot aantal telefoonkaarten op zijn cel. Het beltegoed van die kaartenwas bijna nihil. Mogelijk dat er op enkele kaarten nog een tegoed heeft gestaan van enkele eurocenten. Meer niet. Ze konden niet meer gebruikt worden in de telefooncel. Klager is bij gelegenheid van de celinspectie niet agressiefgeweest. De penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) hebben dit opgenomen in het verslag om hun gelijk te halen. Klager heeft gewoon meegewerkt. Omstreeks 16.45 uur werd klager meegenomen naar de isolatiecel. Klager wist nietdat er sprake was van een celinspectie. De p.i.w.-er die hem naar de isolatieafdeling begeleidde, heeft geprobeerd om klager tijdens de overbrenging uit zijn tent te lokken. Hij begon allerlei dingen tegen klager te roepen terwijlklager vrijwillig met hem mee ging. Klager begrijpt het hem aangezegde verslag niet. Geen van de andere bij het voorval aanwezige p.i.w.-ers heeft tegen klager iets gezegd over eventuele agressie. Ook de ‘hoofdbewaarder’ was daarbijaanwezig.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De onderhavige disciplinaire straf is aan klager opgelegd naar aanleiding van zijn gedrag (het plegen van obstructie en het uiten van dreigende taal) bij zijn overbrenging naar de isolatiecel. Klagers cel werd geïnspecteerd. Het isvast beleid in de inrichting om gedetineerden van wie de cel wordt geïnspecteerd tijdelijk in te sluiten in een isolatiecel. De hoogte van de opgelegde disciplinaire straf is mede bepaald door de hoeveelheid op klagers celaangetroffen telefoonkaarten. Het is niet toegestaan om een dergelijke hoeveelheid (met een beltegoed van meer dan € 34,-) op cel te hebben. In gevallen als het onderhavige is het normaal dat er meer dan één p.i.w.-er bij gehaaldwordt. Klagers cel is geïnspecteerd. Indien er onregelmatigheden zijn tijdens een dergelijke celinspectie, geeft het personeel dit, al dan niet via het afdelingshoofd, door aan de directeur. De directeur heeft niet gehoord dat eronregelmatigheden zijn voorgevallen. Hem is niet gemeld dat er aan klager toebehorende goederen zouden zijn beschadigd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Het voorhanden hebben van de telefoonkaarten, waarvan achteraf is vastgesteld dat daarop vrijwel geen beltegoed meer stond, mag naar het oordeel van de beroepscommissie niet meetellen als grond voor de onderhavige disciplinairestraf. Blijkens het bepaalde in art. 3.7 van de huisregels van het huis van bewaring van de locatie De Geerhorst mag een daar verblijvende gedetineerde maximaal € 34,- aan beltegoed in zijn bezit hebben. Hoewel het aantreffen vaneen grote hoeveelheid telefoonkaarten in een verblijfsruimte kan leiden tot een vermoeden van overtreding van de hiervoor vermelde bepaling van art.3.7 van de huisregels, is het bezit van telefoonkaarten, indien het beltegoed nietmeer bedraagt dan € 34,-, op zich niet verboden. Het vorenstaande kan evenwel niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Aan klager is, blijkens de beslissing van de directeur, de onderhavige disciplinaire straf opgelegdomdat klager zich, naast dat voorhanden hebben van telefoonkaarten, dreigend en agressief tegenover het personeel heeft gedragen. De beroepscommissie acht, mede gelet op hetgeen daaromtrent staat vermeld in het verslag d.d. 5oktober 2003, voldoende aannemelijk dat klager zich zodanig dreigend en/of agressief heeft opgesteld tegenover een personeelslid, dat dit alleen al de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf rechtvaardigde. Het beroep zaldaarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b:
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.Ook dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven