Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2933/GB, 18 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2933/GB

betreft: [klager] datum: 18 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1973], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 december 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 30 januari 2004 door een lid van de Raad gehoord. Klagers raadsman mr.
J-H.L.C.M. Kuijpers heeft bij brief van 29 januari 2004 bericht verhinderd te zijn bij het horen aanwezig te zijn en heeft klagers beroep van een schriftelijke toelichting voorzien.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 mei 2000 gedetineerd. Na een verblijf in diverse inrichtingen is hij op 17 december 2002 overgeplaatst naar de EBI. Zijn verblijf aldaar is bij laatstelijk bij beslissing van 12 december 2003 met zesmaanden verlengd.

2.2. Klager ondergaat twee gevangenisstraffen met een totale duur van acht jaar en twee maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 8 mei 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 17 januari 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van honderd dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager heeft, ook tijdens een eerdere detentie, al vaker in de EBI verbleven. Dit verleden lijkt hem parten te spelen. Klager geeft toe dat hij een opvliegend karakter heeft. Zo heeft hij op 8 september 2002 een akkefietje gehad meteen medegedetineerde. Daar is hij disciplinair voor bestraft. Diezelfde dag is er voor klager belastende informatie binnengekomen. Daar is toen niets mee gedaan. Op 31 oktober 2002 was er opnieuw sprake van klager belastendeinformatie. Opeens werd de eerdere informatie wel meegewogen met een plaatsing in de EBI tot gevolg. Met deze plaatsing, die slechts is gebaseerd op veronderstellingen, is klager het niet eens, laat staan met de nu aan de ordezijnde verlengingsbeslissing.
De verlengingsbeslissing lijkt met name te zijn gebaseerd op klagers mededeling dat uitplaatsing uit de EBI waarschijnlijk (wederom) zal leiden tot terugval in zijn oude gedrag. Klager bestrijdt ten stelligste dat hij dit heeftgezegd. Het zou toch ook raar zijn zoiets te zeggen wanneer je je plaatsing in de EBI juist bestrijdt. Klager heeft binnen de EBI en door de selectiefunctionaris laten uitzoeken waar de bedoelde mededeling vandaan is gekomen.Volgens het b.s.d. van de EBI is de opmerking niet van een inrichtingsmedewerker afkomstig, terwijl de selectiefunctionaris, die klager in het kader van de verlengingsbeslissing heeft gehoord, heeft aangegeven dat de mededeling nietvan klager en ook niet van de selectiefunctionaris afkomstig is. Ondertussen lijkt klagers huidige verblijf in de EBI wel met name op de beweerdelijk gedane mededeling gebaseerd.

Klagers raadsman heeft hier nog aan toegevoegd dat klagers strafrestant ongeveer 20 maanden bedraagt, welk restant wellicht nog wordt bekort met 10 % in verband met een thans aanhangig zijn gratieverzoek. De bestreden mededelingheeft klager niet gedaan, maar is, zo volgt uit het telefonisch contact d.d. 29 januari 2004 dat klagers raadsman met de selectiefunctionaris heeft gehad, de conclusie van de deelnemers aan een zogenoemde EBI-vergadering. Tot slotwordt opgemerkt dat er, afgezien van oude niet-toetsbare GRIP-informatie, geen nieuwe voor klager belastende informatie.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van EBI is aangegeven dat klager nu een aantal keren heeft laten zien dat wanneer hij zich buiten de EBI bevindt hij direct en standvastig activiteiten ontplooit om zich opongeoorloofde wijze aan zijn detentie te onttrekken. Gelet hierop en zijn huidige relatief korte verblijf in de EBI (één jaar), adviseert de directeur klagers verblijf in de EBI met zes maanden te verlengen. Mochten er gedurende dieperiode geen contra-indicaties zijn of komen, dan zal een uitplaatsing aan de orde kunnen komen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 2 december 2003 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager is inmiddels diverse keren in- en uitgeplaatst. De redenen van zijn plaatsing zijn thans gebaseerd op redelijk oude informatie en de selectiefunctionaris stelt dan ook voor klager opnieuw uit te plaatsen en hem te selecterenvoor een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, tenzij het meldpunt GRIP met nieuwe klager belastende informatie komt. Een half jaar wachten met uitplaatsing, zoals de inrichtingvoorstelt, wordt niet wenselijk geacht.

3.4. De selectiefunctionaris heeft primair verwezen naar de informatie op grond waarvan klager op 17 december 2002 (opnieuw) in de EBI werd geplaatst. Met betrekking tot de periode van 25 juni 2003 tot 3 december 2003 wordtopgemerkt dat in algemene zin sprake is geweest van correct gedrag van klager. Ten aanzien van het gegeven dat klager reeds meerdere malen in de EBI verbleef (en na uitplaatsingen steeds weer “direct” verviel in zijn oudegedragspatroon) gaf klager zelf recent aan welke redenen daaraan ten grondslag liggen, waarbij hij aanvullend aangaf dat verblijf van hem buiten de EBI waarschijnlijk (wederom) zal leiden tot terugval in zijn oude gedrag.
Gelet op en met inachtneming van het vorenstaande adviseerde de EBI-adviescommissie de selectiefunctionaris klager vooralsnog te handhaven in de EBI. Van doorslaggevende betekenis in haar advisering is geweest hetgeen is vermeld inde vorige alinea tegen de achtergrond van de overige ten aanzien van klager beschikbare informatie.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie stelt, gelet op de reactie van de selectiefunctionaris op het beroepschrift, vast dat de verlenging van klagers verblijf in de EBI in hoofdzaak is gebaseerd op de vermeend door klager gedane bewering dathij bij uitplaatsing uit de EBI waarschijnlijk (wederom) zal vervallen in zijn oude gedragspatroon. Zij leidt daaruit impliciet af dat de selectiefunctionaris de voorhanden zijnde, al wat oudere GRIP-informatie en de overigensbeschikbare informatie op zichzelf genomen van onvoldoende gewicht acht om een langer verblijf in de EBI te rechtvaardigen.

Door en namens klager is gemotiveerd bestreden dat klager de gewraakte bewering heeft gedaan. De selectiefunctionaris heeft zijn stelling dat klager de bewering wèl zou hebben gedaan niet onderbouwd, noch – tegen de achtergrond vanhetgeen door en namens klager hierover is opgemerkt – overigens aannemelijk gemaakt. Nu ook overigens niet is gebleken van actuele, betrouwbare en concrete klager belastende informatie, is de beroepscommissie van oordeel dat eenlanger verblijf van klager in de EBI niet gerechtvaardigd is.

De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat de beslissing tot verlenging van klagers verblijf in de EBI als onredelijk en onbillijk dient te wordenaangemerkt. Zij zal klagers beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 18 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven