Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2643/GA, 20 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2643/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring Grave,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 november 2003 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2004, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager.
De directeur van het h.v.b. Grave is, hoewel daartoe uitgenodigd, niet ter zitting verschenen, maar heeft na de zitting telefonisch de reden van zijn afwezigheid gemeld en een nadere toelichting gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de overplaatsing van klager naar een andere werkzaal van het h.v.b.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt telefonisch toegelicht.
De werkmeesters van de betreffende werkzalen delen de aan de arbeid deelnemende gedetineerden in op bepaalde werkzalen. Er kan door de werkmeester om diverse redenen besloten worden een gedetineerde naar een andere werkzaal over teplaatsen. De reden voor een dergelijke overplaatsing kan gelegen zijn in de aard van de werkzaamheden, die zich niet verdragen met de mogelijkheden van een bepaalde gedetineerde of, zoals in dit geval, de persoon van klager en zijnopstelling in de werkzaal, te weten bedreiging van een medegedetineerde. De werkmeester achtte het in dit geval gewenst dat klager in een andere werkzaal tewerk werd gesteld.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niemand op de werkzaal of tijdens het transport naar de werkzaal bedreigd. Klager wil daarom graag ‘bewijs’ zien van die beschuldiging. Klager weet ook niet wie er bedoeld wordt met de medegedetineerde die hij zouhebben bedreigd. Klager verbleef pas een week op die betreffende werkzaal. Op de werkzaal waar hij eerder tewerk was gesteld heeft hij nooit problemen gehad. Door dit probleem heeft klager ook problemen met zijn verderedetentiefasering. Klager heeft een en ander met de werkmeester besproken. De werkmeester gaf tegenover klager aan dat hij van niets wist. Klager heeft achteraf gehoord dat de gedetineerde die hij zou hebben bedreigd een islamitischeschool in brand zou hebben gestoken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur, blijkens zijn telefonische inlichtingen, de werkmeesters de bevoegdheid heeft gegeven te beslissen over de plaats van tewerkstelling van de aan de arbeid deelnemende gedetineerden. Deberoepscommissie verstaat dat de werkmeesters in een dergelijk geval beslissen namens de directeur. Dat maakt dat hier sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waartegen beklag open staat.Klager is daarom ontvankelijk in zijn beklag.
Blijkens het terzake opgemaakte verslag voelde een medegedetineerde zich door klager bedreigd en verzocht die medegedetineerde om die reden overplaatsing aan naar een andere werkzaal. De werkmeester heeft vervolgens, om escalatie tevoorkomen en in verband met de veiligheid op de werkzaal op grond van de omstandigheden van het geval, besloten klager en niet bedoeldemedegedetineerde over te plaatsen.
Die beslissing om klager over te plaatsen naar een andere werkzaal is niet genomen in strijd met een wettelijk voorschrift en wordt, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk geacht. Ditmaakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven