Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2457/GA, 20 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2457/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 oktober 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, welke op 13 oktober 2003 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J. Serrarens, advocaat te Maastricht, en de heer [...], unit-directeur bij de Extrabeveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.) te Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. schade aan een trui door het onvoldoende of slecht wassen van ter wassing ingeleverde kleding op 5 februari 2003;
b. de wijze van behandeling van klachten door de beklagcommissie en verzoeken aan de Commissie van Toezicht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat het beroep tegen onderdeel b van het beklag door hem wordt ingetrokken. Het beroep ziet alleen nog op de kwestie van de schade aan zijn trui. Die trui is door klagers moeder ingevoerd en had een waarde van €50,-. Klager is door de beklagrechter niet-ontvankelijk verklaard omdat de klacht niet tijdig zou zijn ingediend. De beschadiging aan klagers wasgoed, door slechte wassing, is op 5 februari 2003 veroorzaakt. Omdat in de extrabeveiligde inrichting (e.b.i.) verblijvende gedetineerden niet zelf mogen wassen heeft klager op 5 februari 2003 een sweater aan het afdelingspersoneel afgegeven met het verzoek deze op 30 graden te wassen en niet in de wasdroger tedrogen. Op dezelfde dag heeft klager de sweater retour ontvangen en geconstateerd dat op de betreffende sweater, die in december 2002 nieuw was ingevoerd, na het wassen extreem veel waspoeder was achtergebleven, welk waspoeder diepin zijn sweater was gedrukt. Op 6 februari 2003 is de betreffende sweater nogmaals gewassen, ditmaal zonder waspoeder Er bleef echter een lelijke vlek achter op de sweater. Klager heeft direct hierover een brief gestuurd aan dedirecteur. Hij kreeg het advies de sweater zo vaak mogelijk te laten meewassen. Klager heeft dit gedaan. De vlek verdween echter niet. Op 13 februari 2003 heeft het afdelingshoofd gesproken met klager. Hij heeft de sweatermeegenomen voor overleg met de directeur. Klager heeft vervolgens van 14 tot en met 21 februari 2003 in het Penitentiair Ziekenhuis in Scheveningen verbleven. Op 26 februari 2003 is vervolgens aan klager medegedeeld dat de schadeaan de sweater niet vergoed zou worden. Om die reden heeft klager pas op 26 februari 2003 beklag ingesteld. Klager bestrijdt de stelling van de directeur dat de vlek niet door het wassen zou zijn veroorzaakt en hij blijft bij zijnstandpunt dat de sweater nieuw is ingevoerd. Door het personeel is de betreffende trui direct na klagers klacht op 5 februari 2003 andermaal gewassen zonder waspoeder. Dit duidt erop dat het personeel feitelijk erkent dat het aan dewijze van wassen ligt dat de vlek in de sweater is ontstaan. De beroepscommissie heeft in een eerdere uitspraak (kenmerk 01/1566/GA d.d. 15 november 2001) geoordeeld dat de gevolgen van verkeerd wassen van kleding van eengedetineerde voor rekening en risico komen van de directeur. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Mogelijk bevat het door de inrichting gebruikte wasmiddel te veel bleekmiddel. Ook is het mogelijk dat de vlek isontstaan doordat het personeel de trui op de grond van het washok heeft laten liggen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de e.b.i. geldt als uitgangspunt dat de gedetineerde zijn was voor eigen risico aan medewerkers van de inrichting kan geven voor bewassing. Klager kan zijn wasgoed ook (laten) uitvoeren ter externe bewassing. De directeur kanachteraf niet controleren hoe het personeel is omgegaan met wasgoed. Bij de bewassing door de inrichting mag, zoals eerder door de beroepscommissie is bepaald in haar uitspraak met kenmerk 01/1566/GA d.d. 15 november 2001, van hetpersoneel de nodige zorgvuldigheid worden geëist. De directeur heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat het personeel niet zorgvuldig heeft gehandeld. De directeur sluit niet uit dat de betreffende vlek anders dan tijdens hetwassen is ontstaan. In de inrichting wordt een standaard wasmiddel gebruikt

3. De beoordeling
Nu klager ter zitting heeft aangegeven het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag in te trekken, behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.

Klager heeft gemotiveerd aangegeven waarom hij tot 26 februari 2003 heeft gewacht alvorens een klaagschrift in te dienen tegen de hiervoor onder a opgenomen beslissing van de directeur. De beroepscommissie acht hetgeen klagerdaaromtrent heeft aangevoerd voldoende aannemelijk en daarmede de termijnoverschrijding aanvaardbaar. Dat maakt dat klager in zoverre alsnog ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag en dat de uitspraak van debeklagcommissie niet in stand kan blijven.

Artikel 4.4. (met het hoofd "Persoonlijke verzorging") van de huisregels van de e.b.i. luidt – voorzover hier van belang –:
(...)
Tweemaal per week kunt u uw wasgoed aan het personeel van uw afdeling geven. De kleding dient in een wasnetje afgegeven te worden. Het personeel zorgt ervoor, op een voor het personeel geschikt tijdstip, dat de kleding gewassen engedroogd wordt. U dient zelf voor waspoeder te zorgen.
(...)

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager, toen hij de onderhavige trui ter wassing afgegeven heeft, heeft aangegeven op welke wijze deze diende te worden gewassen. De beroepscommissie acht evenwel onvoldoendeaannemelijk geworden dat de vlek in klagers trui is ontstaan door onzorgvuldig dan wel verkeerd wassen van die trui door de inrichting. Weliswaar kunnen, onder andere door het gebruik van te veel wasmiddel, in gewassenkledingstukken resten wasmiddel achterblijven na een wasbeurt, maar die wasmiddelresten kunnen, tenzij er sprake zou zijn van het gebruik van bleekmiddel, geen blijvende vlekken in kleding veroorzaken. Bij herbewassing lost hetteveel aan wasmiddel alsnog op. Niet aannemelijk is geworden dat het door de inrichting gebruikte wasmiddel een (overmatig) bleekmiddel bevat noch dat anderszins onzorgvuldig is gehandeld door personeel van de inrichting.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a van het beklag, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven