Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5508/GA, 11 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5508/GA                    

Betreft [klager]                        Datum 11 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft op 10 oktober 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen (AR-2019-000722).

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 25 november 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P. Spaargaren, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De te maken belangenafweging in het kader van klagers verzoek om algemeen verlof had in zijn voordeel moeten uitvallen, mede gezien het beperkte strafrestant ten tijde van de verlofaanvraag. Indien de door het Openbaar Ministerie (OM) genoemde voorwaarden niet uitvoerbaar zijn, had het OM hiertoe niet moeten adviseren.

Daarnaast stelt de directeur dat sprake is van een risico van een ongewenste confrontatie met het slachtoffer en een risico van maatschappelijke onrust, omdat klager het delict, waarvoor hij was gedetineerd, gedurende een proeftijd heeft gepleegd. Die redenering kan klager niet volgen. Hij heeft het huidige delict tijdens een proeftijd gepleegd. Deze proeftijd was echter van kracht vanwege een in september 2015 gepleegde diefstal, waarvoor hij door de kinderrechter in augustus 2017 was veroordeeld. Er is dus sprake van een groot tijdsverloop en van verschillende delict categorieën. Bij klagers veroordeling op 11 februari 2019 is aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf een contactverbod met een van de slachtoffers verbonden. Dit is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Daarbij is een vrijheidsbenemende maatregel voor de duur van drie jaar opgelegd, waarbij eveneens een contactverbod met hetzelfde slachtoffer is opgelegd. Een ongewenste confrontatie met het andere (tweede) slachtoffer is niet aan de orde, aangezien zij een relatie met klager heeft en openstaat voor contact met hem. Op grond van het voorgaande kan de beslissing van de directeur niet in stand blijven. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie in beroep niet toegelicht.

Uitgebrachte adviezen

Het OM heeft, gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een begeleid verlof voor de duur van één dag. Dit houdt verband met klagers gedrag en houding. Hij is gerecidiveerd en is intrinsiek niet gemotiveerd.

Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het advies van het OM niet uitvoerbaar is, klager het delict tijdens een proeftijd heeft gepleegd en sprake is van een risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers en een risico van maatschappelijke onrust.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager was sinds 20 maart 2018 gedetineerd. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens gekwalificeerde diefstal en afdreiging. Op 5 mei 2020 is hij in vrijheid gesteld.

Het beklag richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de door het OM geadviseerde voorwaarde van een eendaags begeleid verlof niet kan worden uitgevoerd en het feit dat klager het delict waarvoor hij was gedetineerd heeft gepleegd tijdens een proeftijd. Uit deze omstandigheden volgt volgens de directeur een risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde delict en een risico van maatschappelijke onrust.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd. Uit de stukken, waaronder de beslissing tot afwijzing van klagers verlofaanvraag, volgt niet, althans onvoldoende, waarom het advies van het OM op zichzelf reden vormde om klagers verzoek om algemeen verlof af te wijzen. Onvoldoende is gebleken dat, in het licht van de door de reclassering ingeschatte risico’s, uitsluitend een eendaags begeleid verlof aanvaardbaar zou zijn. Evenmin is gebleken dat eventueel aan het verlof te verbinden bijzondere voorwaarden de aanwezige (recidive)risico’s onvoldoende zouden kunnen inperken.

Daarnaast is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde delict en van een risico van maatschappelijke onrust. Namens klager is aangevoerd dat in het kader van de aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en vrijheidsbenemende maatregel een contactverbod met een van de slachtoffers is opgelegd. Volgens klager wenst het andere slachtoffer juist contact met hem, omdat zij een affectieve relatie hebben. De proeftijd waarbinnen klager het delict waarvoor hij thans gedetineerd zit heeft begaan, was van kracht in verband met een diefstal die hij als minderjarige in september 2015 heeft gepleegd. Mede gelet op de omstandigheid dat de directeur niet heeft weersproken wat klager in beroep heeft gesteld, is de beroepscommissie onvoldoende gebleken van een risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers en een risico van maatschappelijke onrust.

Gezien het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal ook de beslissing van de directeur vernietigen en hiermee volstaan nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 11 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven