Nummer R-19/5447/GA
Betreft klaagster Datum 17 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klaagster (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen het roken door haar celgenote(n) op een meerpersoonscel (mpc) en de bejegening door het personeel (TP 2019/204).
De alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ter Peel te Sevenum heeft op 29 november 2019 klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klaagster heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klaagster en de directeur van de locatie Ter Peel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster verbleef vanaf 26 september 2019 in de locatie Ter Peel. Op 28 oktober 2019 werd een medegedetineerde bij haar op cel geplaatst. Zij bleek een stevige roker. Klaagster heeft nog nooit gerookt. Klaagster heeft direct aan de piw-er aangegeven dat zij last heeft van de rooklucht en hier niet in wilde slapen. Klaagster moest hier maar afspraken over maken met de medegedetineerde. Zij beloofde twee of drie keer te roken, maar dat werd 15 keer of wel meer. De volgende dag werd zij overgeplaatst naar een andere cel. Vervolgens werd bijna iedere avond een andere medegedetineerde op klaagsters cel geplaatst en dan bijna altijd iemand die op cel rookte. Dit leverde veel stress op voor klaagster.
Klaagster voelt zich onheus bejegend door het personeel, doordat zij tegen haar schreeuwden en haar klachten niet serieus wilde nemen. Om de rooklucht te ontwijken is zij op eigen verzoek in een isoleercel geplaatst. Klaagster werd geboeid naar de isoleercel begeleid. Klaagster lag op een matras op de grond en vroeg de volgende dag om een medisch matras of tweede matras. Volgens het personeel en de medische dienst waren deze niet aanwezig, de directeur zei later dat deze wel aanwezig zijn en klaagster hier over had mogen beschikken. Op de dag dat klaagster in vrijheid werd gesteld, had zij zoveel pijn dat het lopen nauwelijks ging. Zij werd hardhandig van haar bed getrokken en in een rolstoel gegooid. Klaagster werd in haar pyjama in een busje gegooid en werd bij het treinstation en in de kou op een bankje gezet. Er reden geen treinen en klaagster kon niet naar huis. Klaagster is hierdoor flink ziek geworden en is er nog steeds beroerd van. Klaagster vindt haar behandeling mensonterend. Klaagster stelt de locatie Ter Peel verantwoordelijk voor haar behandeling en eist een schadevergoeding.
Klaagster vindt het onbegrijpelijk dat zij niet-ontvankelijk is verklaard voor al haar klachten. Zelfs na een persoonlijk gesprek wordt er niets met haar klachten gedaan. Voor klaagster is nooit bekend geweest dat zij een klacht binnen zeven dagen zou moeten indienen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
Roken op de mpc
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing te worden ingediend. Het klaagschrift is gedateerd op 5 november 2019 en blijkens een aantekening op het ingevulde beklagformulier op 13 november 2019 op het secretariaat van de beklagcommissie ontvangen. Blijkens de toelichting op het klaagschrift van 12 november 2019 klaagt klaagster over medegedetineerden die met klaagster op een cel worden geplaatst en ondanks de bezwaren van klaagster hiertegen willen roken. Klaagster noemt als voorbeeld een medegedetineerde die op 28 oktober 2019 bij haar op cel is geplaatst. Verder begrijpt de beroepscommissie uit de door klaagster gegeven toelichting dat ook de dagen erna nieuwe medegedetineerden en telkens voor korte perioden op haar cel worden geplaatst. Uit de stukken wordt duidelijk dat klaagster op 7 november 2019 in vrijheid is gesteld.
Gelet op de hiervoor genoemde data is de beroepscommissie van oordeel dat klaagster tijdig beklag heeft ingediend. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en klaagster zal alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag worden verklaard.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. Onder andere in RSJ 12 juli 2010, 10/537/GA en RSJ 22 december 2016, 16/3548/GA heeft de beroepscommissie uiteengezet hoe de bepalingen van de Tabaks- en rookwarenwet doorwerken in een penitentiaire inrichting. Dit komt er samengevat op neer dat op de directeur de zorgplicht rust de niet-rokende gedetineerde te beschermen tegen tabaksrook. Weliswaar kan de directeur niet verbieden dat gedetineerden op de eigen cel of verblijfsruimte roken, in het geval gedetineerden een cel delen (meerpersoonscel) blijft op de directeur de zorgplicht rusten de gezondheid van de gedetineerde te beschermen tegen ongewilde en vermijdbare schadelijke invloeden van tabaksrook van medegedetineerden.
In onderhavige zaak is klaagster, een niet-roker, meerdere malen samengeplaatst met een rokende medegedetineerde. Klaagster heeft bij het personeel haar bezwaren hiertegen kenbaar gemaakt en stelt van het roken door de medegedetineerde last te hebben ondervonden. De beroepscommissie is van oordeel dat daarmee de directeur te kort is geschoten in de op hem rustende zorgplicht. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klaagster een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-. De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klaagster ondervonden ongemak. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klaagster andere wegen open.
Bejegening
Klaagster klaagt verder over de wijze waarop zij tijdens haar verblijf in de locatie Ter Peel door het personeel is bejegend. Het beklagrecht van de Pbw staat niet open voor dergelijke klachten die immers geen beslissingen zijn van de directeur of als zodanig kunnen worden aangemerkt. Klaagster kan in zoverre niet in haar beklag worden ontvangen. Hetgeen klaagster in beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie laat de overige door klaagster in beroep aangevoerde klachten buiten beschouwing, aangezien de klacht zoals verwoord op het beklagformulier van 5 november 2019 enkel zag op het roken door medegedetineerden op de meerpersoonscel en de bejegening (schreeuwen) door het personeel.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het roken op de mpc gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar beklag en verklaart dit beklag gegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €25,-.
Deze uitspraak is op 17 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter