Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3944/GA, 16 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3944/GA                        

Betreft [klager]            Datum 16 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om klager in een afzonderingscel te plaatsen voor de duur van één dag na klagers weigering om plaats te nemen in een meerpersoonscel (hierna: MPC) (NM2018/1360).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 28 mei 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De door de beklagrechter vastgestelde tegemoetkoming is te laag. De hoogte van de tegemoetkoming staat niet in verhouding tot deze bewust bedoelde, opzettelijk gemaakte fout door het personeel van de PI Nieuwegein. Opzettelijk, omdat er verschillende overlegmomenten hebben plaatsgevonden voordat klager in een isoleercel is geplaatst. Klager is een 68-jarige man die zich sociaal en meegaand gedraagt, gehandicapt is en bovendien heeft aangegeven bij twee afdelingshoofden en meerdere persoonsleden dat hij een contra-indicatie had voor plaatsing in een MPC en deze ook aan hen heeft getoond.

Standpunt van de directeur

Een tegemoetkoming van € 10,- is conform de standaardbedragen van de RSJ en past bij een onterechte plaatsing van één dag in een afzonderingscel. Allereerst is van belang om aan te geven dat contra-indicaties voor plaatsing in een MPC niet worden overgenomen vanuit een andere inrichting, maar opnieuw worden beoordeeld. Klager had bij het bestaan van een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC met de aan de inrichting verbonden arts en/of gedragsdeskundige contact moeten opnemen. In de huisregels wordt nadrukkelijk benoemd dat hij hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft. Daarnaast wordt tijdens de intake bij de medische dienst gevraagd of gedetineerden een contra-indicatie hebben voor plaatsing in een MPC. Zonder een contra-indicatie kwam klager in aanmerking voor plaatsing in een MPC. Klager is aangezegd dat hij naar een MPC zou worden overgeplaatst omdat zijn eenpersoonscel op dat moment nodig was voor een andere gedetineerde. Het is een misvatting dat als hij de plaatsing zou weigeren, omdat hij zich op dat moment beroept op een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC, hij in zijn eigen cel zou kunnen blijven voor verder onderzoek. De hoge druk op de eenpersoonscellen voor nieuwe inkomsten en gedetineerden met een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC, laat dit niet toe. Indien een gedetineerde zich op dat moment beroept op een contra-indicatie, wordt hij geplaatst in een afzonderingscel omdat hij de toegewezen cel weigert en wordt geprobeerd om het gestelde zo snel mogelijk uit te zoeken. Zo ook in het geval van klager. De volgende dag is nader onderzoek gedaan en is besloten aan klager alsnog een contra-indicatie toe te kennen voor plaatsing in een MPC. Er is hiermee geen sprake van een “bewust bedoelde, opzettelijk gemaakte fout”. Er is zorgvuldig gehandeld en binnen de regels van de inrichting.

3. De beoordeling

De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Klager is ten onrechte één dag in een afzonderingscel geplaatst. Het standaardbedrag hiervoor is € 10,- per dag. Dit bedrag is door de beklagrechter toegekend. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een hogere tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.

Deze uitspraak is op 16 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven