Nummer R-19/3835/GA
Betreft [klager] Datum 16 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat klagers recht op sport is geschonden (VU 2019/000561).
De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 17 mei 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur heeft vier recreatie- en sportzalen beschikbaar. De directeur had klager kunnen laten sporten in één van de andere zalen. Daarnaast is klager niet gecompenseerd voor het niet kunnen sporten. De compensatie, het langer mogen luchten, was ter compensatie voor het niet doorgaan van de recreatie. De directeur beroept zich daarbij op een datum in het weekend, terwijl het sporten doordeweeks plaatsvindt. Klager wenst een tegemoetkoming te ontvangen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep aangegeven geen aanvullingen te hebben op hetgeen al in beklag is aangevoerd.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 48, tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende tenminste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.
Onweersproken is dat klager in de week van 1 april 2019 tot 7 april 2019 niet in de gelegenheid is gesteld om twee keer per week te sporten, nu de sportzaal op 1 april 2019 is vernield tijdens een calamiteit. Hierdoor was het niet mogelijk om deze (recreatie) ruimte te gebruiken voor meerdere dagen. Klager is hierdoor geschonden in zijn recht om minimaal twee keer per week drie kwartier sport te beoefenen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is komen vast te staan dat het niet kunnen sporten is veroorzaakt door overmacht aan de zijde van de directeur.
Uit de dagrapportage volgt dat klager zelf heeft gevraagd of hij op 4 april 2019 langer mocht luchten in plaats van zijn recreatie. Hieraan is gehoor gegeven. Uit de dagrapportages volgt echter niet dat hij is gecompenseerd voor de gemiste sportmomenten. Niet gebleken is dat de directeur op enig moment heeft getracht om klager te compenseren voor het niet gebruik kunnen maken van de sportmomenten, of inspanningen heeft verricht om het sporten op een andere plaats te laten plaats vinden dan in de vernielde sportzaal. Nu aannemelijk is geworden dat de directeur bedoelde inspanning niet heeft verricht, zal het beroep daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 10,-.
Deze uitspraak is op 16 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter