Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0032/GA, 18 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/32/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord, locatie Groningen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, is gehoord dhr. [...], unit-directeur bij de locatie Groningen.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het feit dat op klagers cel een van de raampjes vernield was en er een verse zaagsnede op het kozijn is aangetroffen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de opsluiting in de strafcel de duur van drie dagen te boven gaat, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Eén van de raampjes van klagers cel was ingeslagen. Op het kozijn is een verse zaagsnede aangetroffen die overeenkwam met klagers mes. Vastgesteld is dat de zaagsnede relatief vers was. Er was nog geen roestvorming ontstaan. Driedagen tevoren, op 4 oktober 2003, was klagers cel uitgebreid geïnspecteerd en vastgesteld dat de cel in goede staat was. Bij deze uitgebreide inspectie had de zaagsnede zeker moeten opvallen. Vrij recent waren er drie gedetineerdenontvlucht en het onderhavige incident is toentertijd heel serieus opgevat als een poging tot ontvluchting en daarop is de opgelegde straf gebaseerd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vaststaat dat een van de raampjes van klagers cel was ingeslagen, voorts dat er een verse zaagsnede was aangetroffen op het kozijn en dat enkele dagen tevoren een uitgebreide inspectie van klagers cel had plaatsgevonden, waarbij decel in orde was bevonden. Een en ander is gebeurd in een periode kort nadat drie gedetineerden de inrichting waren ontvlucht. Het vorenstaande in onderling verband en in samenhang beziende, is de beroepscommissie van oordeel dat debeslissing van de directeur om klager terzake een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de strafcel op te leggen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 februari 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven