Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6698/GV, 11 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6698/GV                     

Betreft [Klager]            Datum 11 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S.M. Hof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is eerder een verzoek tot strafonderbreking ingediend. Dit is afgewezen. Tegen deze afwijzing is beroep ingesteld en dit beroep is in behandeling bij de RSJ (R-20/6428/GV). Reden waarom opnieuw een verzoek tot strafonderbreking is ingediend, is gelegen in het feit dat de eerder gestelde ruime Skype-mogelijkheden die klager zou hebben, nu niet meer aanwezig zijn. Klager is op 8 april 2020 vanwege de corona-maatregelen intern gewisseld van afdeling. Klager wordt op deze afdeling beknot in de mogelijkheid tot het gebruikmaken van Skype. Klager zit momenteel alleen op cel en hij beschikt niet over een iPad. Eenmaal per week mag twintig minuten gebruik worden gemaakt van Skype. Het is voor klager niet mogelijk door middel van Skype een zaakwaarnemer aan te nemen die vele maanden voor hem moet gaan werken. Indien geen nieuwe klussen kunnen worden aangenomen, komt de bedrijfsvoering op korte termijn in gevaar. Een bewaarder heeft tegen klager gezegd dat er vanuit de directie bereidheid was alsnog positief te adviseren over een strafonderbreking. Er is een nieuw verzoek ingediend. Ook bij dit verzoek heeft de directeur negatief geadviseerd.

Er wordt onvoldoende rekening gehouden met klagers zakelijke belangen. Vanwege een administratieve fout kwam klager ten onrechte niet in aanmerking voor de zogenaamde zelfmeldprocedure. Hoewel klager wist dat hij in detentie zou moeten verblijven, was hij in afwachting van de zelfmeldbrief met daarin de datum wanneer hij zich moest melden. Het was voor klager en zijn gezin een verrassing dat hij uit het niets werd opgehaald om zijn resterende straf uit te zitten. Als klager de zelfmeldbrief wel had ontvangen, had hij de overdracht van zijn bedrijf aan een gekwalificeerd persoon kunnen overlaten. Door de snelle aanhouding, is hem deze mogelijkheid ontnomen. Klager heeft later voor de duur van 24 uur incidenteel verlof gehad, maar dit heeft niet gemaakt dat klager een en ander op juiste wijze kon overdragen. Normaal gesproken zou klager enkele weken de tijd hebben gehad na het ontvangen van een brief om zich te melden.

Klagers vrouw is niet gekwalificeerd om het werk als stratenmaker werk te begeleiden. Klager is opleider en heeft hiertoe de benodigde papieren. Mocht het bedrijf failliet gaan, dan heeft dit verstrekkende (financiële) gevolgen voor klagers gezinsleven. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden die het coronavirus meebrengt.

Klager is samen met zijn vrouw verantwoordelijk voor het financieel gezond houden van het bedrijf. In tijden als deze is het juist belangrijk dat processen die veilig doorgang kunnen blijven vinden, ook daadwerkelijk plaats kunnen blijven vinden.

Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hem telkens andere argumenten worden tegengeworpen. Klager heeft geen serieuze mogelijkheden gehad om zijn bedrijf tijdelijk over te dragen.

Standpunt van verweerder

Het verzoek tot strafonderbreking is afgewezen, omdat het verzoek lijkt te zijn gericht op voortzetting van de bedrijfsvoering. Uit het verzoek van de advocaat bleek al eerder dat klager zich op het standpunt stelt dat Skype-contact onvoldoende is om te komen tot constructief contact over de bedrijfsvoering. Hiermee kunnen ook geen nieuwe opdrachten worden aangenomen.

Uit de rapportage die namens de directeur is opgesteld, blijkt dat klager voldoende in de gelegenheid wordt en is gesteld om telefonisch, dan wel via Skype, ook na het verlenen van incidenteel verlof van 24 uur, zich in te spannen voor de overdracht van de bedrijfsvoering aan een zaakwaarnemer. Dit is nogmaals bevestigd door de directeur. Op 12 februari 2019 is klager veroordeeld voor verschillende strafbare feiten in Duitsland. Klager wist vanaf die tijd dat hij een gevangenisstraf diende te ondergaan en heeft daarmee ruimschoots de tijd gehad voorbereidingen te treffen voor het moment dat hij, zoals hij verwachtte, opgeroepen zou worden voor het ondergaan van zijn detentie. Dat met het oproepen van klager iets niet goed is gegaan, wordt niet ontkend.

Nergens blijkt uit dat klager vanaf zijn veroordeling tot aan zijn aanhouding om een straf uit te zitten, voorbereidingen heeft getroffen om de bedrijfsvoering over te dragen. Als klager wel zou zijn opgeroepen, had hij slechts dertig dagen de tijd gehad om zijn zaken te regelen. Klager is eerder in de gelegenheid gesteld om door middel van incidenteel verlof de inrichting te verlaten voor 24 uur, om zodoende voorbereidingen te treffen in verband met een tijdelijke overdracht van het bedrijf aan een zaakwaarnemer. Strafonderbreking is op dit moment niet opportuun.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft negatief geadviseerd, nu klager al voor de duur van 24 uur verlof heeft gehad om voor zijn bedrijf zaken te regelen. Ook heeft klager op de nieuwe afdeling afdoende mogelijkheden om op afstand contact te onderhouden.

Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben zich van advies onthouden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 21 januari 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 540 dagen met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 4 december 2020.

Op grond van artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient de gedetineerde aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij, vanwege een administratieve misslag bij het CJIB, niet de mogelijkheid heeft gehad om voorafgaand aan zijn detentie de zaken te kunnen regelen met betrekking tot zijn bedrijf. Klager is inmiddels intern geplaatst op een andere afdeling. Hij stelt dat hij op deze afdeling geen gebruik kan maken van Skype en beperkt kan telefoneren.

De beroepscommissie overweegt in een andere beroepszaak van klager (RSJ 11 juni 2020, R 20/6428/GV) het navolgende:

“Vaststaat dat klager door een administratieve misslag bij het CJIB niet is opgeroepen om zich te melden voor het uitzitten van zijn resterende gevangenisstraf. Daar staat evenwel tegenover dat klager sinds 12 februari 2019 is veroordeeld en sinds 21 januari 2020 zijn straf in Nederland uitzit. Klager wist aldus dat hij in de nabije toekomst een gevangenisstraf zou moeten uitzitten. In beroep is niet gebleken dat klager in de tussentijd te weinig tijd zou hebben gehad om zijn zaken voor zijn bedrijf over te dragen. Ook is niet gebleken dat klager reeds hiermee bezig was en dat hij tijdens dit proces onverwachts is aangehouden, teneinde zijn resterende gevangenisstraf uit te zitten.

Naast het voorgaande bieden, naar het oordeel van de beroepscommissie, de mogelijkheden die klager nu ter beschikking heeft (zoals het voeren van Skype- en belgesprekken), afdoende mogelijkheden voor klager om zijn zakelijke belangen te behartigen. Niet is gebleken dat hij hierin wordt beknot […]. Bovendien heeft klager incidenteel verlof genoten voor de duur van 24 uur, waarin hij ook het een en ander heeft kunnen regelen. De beroepscommissie merkt op dat klager een gemotiveerd verzoek tot incidenteel verlof kan indienen, als er zich onvoorziene omstandigheden voordoen.”

Deze overweging heeft ook in deze zaak onverkort te gelden. Klager heeft, zoals eerder overwogen, onvoldoende gemotiveerd dat hij te weinig tijd heeft gehad om zijn belangen te behartigen. Hierbij slaat de beroepscommissie (wederom) acht op het feit dat klager op 12 februari 2019 is veroordeeld en hij sindsdien de tijd heeft gehad om zijn zaken te regelen, en klager niet heeft gemotiveerd dat die periode te kort is geweest.

In onderhavige zaak wordt mede aangevoerd dat klager, als gevolg van een interne overplaatsing, zeer wordt beknot in zijn Skype-mogelijkheden. Een interne overplaatsing zou volgens verweerder niet voor een beperking zorgen van de mogelijkheden om te telefoneren of gebruik te maken van Skype. De beroepscommissie heeft geen redenen hieraan te twijfelen. Het beroep zal dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven