Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6704/GV, 9 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6704/GV             

Betreft [Klager]            Datum 9 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Na ontvangst van de afwijzende beslissing werd klager duidelijk dat er kennelijk onduidelijkheden en misverstanden bestaan. Klager verzoekt verweerder dan ook de beslissing te heroverwegen.

Het meest belangrijk voor klager is dat een beslissing wordt genomen over zijn claim dat hij in juli 2019 ten onrechte vanuit de Beperkt Beveiligde Inrichting van de Penitentiaire Inrichting Lelystad in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad is geplaatst. Als hij alsnog in het gelijk zou worden gesteld, zou dit betekenen dat hij vanaf 24 april 2020 nog maar zes maanden detentie dient te ondergaan.

De onduidelijkheid die is ontstaan ziet op de behandelingen die klager dient te ondergaan. Vanwege zijn aandoeningen ondergaat hij periodiek specialistische behandelingen in het ziekenhuis. Door een injectie per depot is klager ernstig verzwakt geraakt en is sprake van surmenage. Klager dient een behandeling te ondergaan om beter te worden. Om die reden heeft hij om strafonderbreking verzocht. De medische dienst in de inrichting heeft geen inzicht in klagers persoonlijke situatie. Daardoor werd een onvolledig beeld geschetst. Klager beschikt ook over een alarm voor het geval hij dringend hulp nodig heeft.

Vanwege het coronabeleid heeft klager geen toegang tot de huisarts, waardoor hij zich totaal niet veilig voelt. Als hem alsnog strafonderbreking wordt verleend, gaat klager naar zijn eigen huisarts voor onderzoek en advies. 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing. In het originele verzoek wordt gesproken over bijlagen, maar deze heeft verweerder niet ontvangen. Tevens is niet duidelijk gemaakt dat klager afspraken heeft buiten de inrichting die maken dat strafonderbreking zou moeten worden verleend. De huisarts en de verpleegkundige geven in een e-mailbericht aan dat er geen reden is voor strafonderbreking. Voor wat betreft klagers klachten over het wel of niet bezoeken van een huisarts, dient klager zich te richten tot de directeur van de inrichting.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van het JC Zaanstad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verzochte strafonderbreking.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen het verlenen van strafonderbreking.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) acht strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd.

3. De beoordeling

Klager is sinds 30 november 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 34 maanden met aftrek, wegens oplichting en witwassen. Daarnaast dient hij een vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee van 365 dagen te ondergaan. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 7 november 2021.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Strafonderbreking kan op grond van artikel 37 van de Regeling worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om een tweede strafonderbreking op medische gronden voor de duur van twee maanden, omdat hij periodiek specialistische behandelingen in het ziekenhuis ondergaat en nog een behandeling dient te ondergaan. Bovendien ondervindt hij veel bijwerkingen en is hij ernstig verzwakt geraakt. Het verzoek is afgewezen, omdat – kort gezegd – niet zou zijn gebleken dat klagers aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is voor het ondergaan van behandelingen of dat zijn medische situatie aan het voortzetten van zijn detentie in de weg staat.

De medisch adviseur van de afdeling IMA stelt in het advies van 27 maart 2020 dat er een medische indicatie is voor strafonderbreking. Klager is in behandeling voor een kwaadaardige urologische aandoening. Hij heeft een radiotherapeutisch traject achter de rug en wordt behandeld met een hormonale therapie. Dit brengt een aantal lastige bijwerkingen met zich mee. Daarnaast acht de medisch adviseur het raadzaam om dergelijke patiënten gedurende (de piek van) de coronacrisis niet in detentie op te nemen. Het OM heeft mede gelet op voornoemd advies geen bezwaar tegen het verlenen van strafonderbreking.

Uit het dossier volgt verder dat de medische dienst van de inrichting waar klager verblijft het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA en daarmee het verzoek tot strafonderbreking niet ondersteunt. De medische dienst ziet ook geen redenen om klager over te (laten) plaatsen naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg. De medisch adviseur heeft diens advies evenwel gebaseerd op brieven van klagers radiotherapeut-oncoloog van 18 februari 2020 en 26 maart 2020, waarvan niet is gebleken dat de medische dienst van de inrichting daarvan heeft kennisgenomen. Uit de bestreden beslissing volgt bovendien dat vanuit de medische dienst niets bekend is over de mate van zorg die klager in detentie nodig heeft en of deze in de huidige inrichting of in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg voldoende kan worden gegeven.

Gelet op de positieve adviezen van de medisch adviseur van de afdeling IMA – die bij uitstek op de hoogte is van de detentiesituatie enerzijds en de medische situatie van klager anderzijds, de directeur van het JC Zaanstad en het OM, waar slechts een negatief advies van de medische dienst van het JC Zaanstad – van waaruit niets bekend is over de mate van zorg die klager in detentie nodig heeft – tegenover staat, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Er is op dit moment onvoldoende bekend over klagers actuele situatie, de mate van zorg die hij nodig heeft, de behandelingen die hij dient te ondergaan en de aard en ernst van de bijwerkingen die hij ondervindt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Deze uitspraak is op 9 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door Y.L.F Schuren, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven