Nummer R-20/6804/GV
Betreft [klager] Datum 11 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd. Belangrijker is echter het advies van de medische adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA), waarin ook positief wordt geadviseerd, in verband met een complex beeld van diverse psychische klachten bij klagers partner, die zwanger is. Daarin wordt ook gesteld dat er een beperkt sociaal netwerk is en dat zij onder de ervaren druk psychisch dreigt terug te vallen. Verweerder stelt dat niet is aangetoond dat familie, naasten, andere hulp of professionele hulpverlening momenteel geen of onvoldoende steun kunnen bieden. Uit het advies van de medisch adviseur blijkt juist dat er een beperkt sociaal netwerk is. Ook blijkt uit dit advies dat de psychologische behandeling van klagers partner momenteel stil ligt. Professionele hulp is er op dit moment dan ook niet en de steun kan ook niet komen uit de hoek van familie of naasten. Klagers partner heeft op geen enkele wijze nog contact met haar ouders, nu zij door hen in haar jeugd is verwaarloosd en/of mishandeld. Ook de ouders van klager kunnen geen soelaas bieden. Klagers moeder verblijft in België in lockdown en met andere familieleden is geen contact. Daarbij is het momenteel vanwege alle maatregelen in verband met het coronavirus niet mogelijk dat klagers partner de steun van familie en/of naasten kan verkrijgen die verweerder voor ogen heeft.
Het is juist dat de scholen op 11 mei 2020 weer open zijn gegaan. Dat betekent echter dat de twee jongste kinderen op dinsdagochtend en donderdagmiddag naar school gaan. De oudste twee kinderen gaan op dinsdag en vrijdag van 08:30 uur tot 14:30 uur naar school. Deze verdeling in dagdelen houdt in dat er nagenoeg voortdurend twee kinderen bij klagers partner thuis aanwezig zijn en dat de psychische druk waarover de medisch adviseur schrijft in het advies van 20 april 2020 nog steeds actueel is. Daarmee is het gevaar dat klagers partner onder deze psychische druk dreigt terug te vallen, nog steeds actueel. Overigens zal op 9 juli 2020 de schoolvakantie starten en dan is er geen enkele dag dat klagers partner enigszins wordt ontlast, omdat de kinderen dan niet naar school gaan. Klagers partner is op 1 september 2020 uitgerekend.
Verweerder heeft zich afgevraagd wat klager concreet gaat doen om ervoor zorg te dragen dat zijn partner na afloop van de strafonderbreking wel de nodige duurzame zorg van anderen zal ontvangen. Deze vraag raakt niet de kern van het probleem. Immers, er is nu een gigantisch probleem, omdat klagers partner dreigt te bezwijken onder de druk van de zorg voor haar kinderen, de problematische zwangerschap alsmede haar complexe psychische problematiek. Daarin is ook de noodzaak gelegen dat klager nu strafonderbreking krijgt om de terugval af te wenden. Dat er vervolgens gezocht moet worden naar meer duurzame hulp voor de periode rondom en na de bevalling, lijkt voor de hand te liggen. Dit zoeken wordt vereenvoudigd wanneer klager gedurende de strafonderbreking, in vrijheid, de situatie thuis goed kan beoordelen. Voorts zal een afronding van een problematische zwangerschap, met de geboorte van een gezond kind, in het bijzijn van klager, natuurlijk een zeer grote positieve bijdrage leveren aan de psychische gesteldheid van zijn partner.
Klager is een zelfmelder en hij heeft zich tijdens een vorige schorsing aan alle voorwaarden gehouden. Klager probeert niet onder zijn straf uit te komen, maar hij wenst op dit moment het beste voor zijn partner en zijn kinderen, onder wie zijn ongeboren kind.
Standpunt van verweerder
De IMA acht strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd zolang de kinderen niet naar school kunnen, om een psychische terugval bij klagers partner te voorkomen. Hiermee kan klager zijn partner in het huishouden ontlasten, waarmee de druk op haar wordt verminderd.
Ondanks dat ook de vrijhedencommissie positief adviseert, is klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen wegens het ontbreken van de noodzaak daartoe. Navraag bij de inrichting waar klager verblijft, leerde dat de basisschool van klagers oudste kind van zes jaar op 11 mei 2020 weer open gaat. De tweeling van tweeënhalf jaar gaat in dagdelen naar de kinderopvang. Niet is aangetoond dat familie, naasten of andere (professionele) hulp momenteel geen of onvoldoende steun kunnen bieden. Uit het verzoek en uit navraag bij de inrichting blijkt verder niet wat klager concreet gaat doen om ervoor te zorgen dat zijn partner na afloop van de strafonderbreking wel de nodige duurzame zorg van anderen zal ontvangen. Op grond hiervan wordt verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
Uitgebrachte adviezen
De IMA heeft op 20 april 2020 strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd geacht zolang de kinderen niet naar school kunnen, zodat klager zijn partner – onder meer – bij het huishouden kan ontlasten, waardoor de druk op haar wordt verminderd.
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie is niet om advies gevraagd, nu klager is ingesloten als zelfmelder, er geen executie-indicator is en er geen sprake is van een spreekrechtwaardig delict.
Uit het vrijhedenadvies volgt dat het verlofadres (het adres van klager en zijn partner) is geverifieerd en in orde is bevonden.
3. De beoordeling
Klager is sinds 25 september 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens het overtreden van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 27 september 2022.
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, om zijn partner te kunnen ondersteunen tijdens haar zwangerschap, nu klagers partner is beperkt in mobiliteit en zij pijnklachten ondervindt bij het verrichten van algemene dagelijkse handelingen.
Uit het advies van de IMA volgt dat klagers partner door de ervaren druk psychisch terug dreigt te vallen, wat versterkt wordt door het ontbreken van psychische behandeling en mede wordt veroorzaakt door de getroffen coronamaatregelen. De IMA achtte op 20 april 2020 strafonderbreking op medische gronden dan ook geïndiceerd zolang de kinderen niet naar school kunnen.
Door verweerder wordt evenwel terecht opgemerkt dat de basisschool van klagers oudste kind vanaf 11 mei 2020 weer (deels) open is (en de beroepscommissie is ambtshalve bekend met de omstandigheid dat de basisscholen per 8 juni 2020 weer helemaal zijn opengaan) en dat de tweeling weer in dagdelen naar de kinderopvang gaat.
Bovendien is de beroepscommissie met verweerder van oordeel dat niet is gebleken dat klager de enige is die de verlangde hulp zou kunnen verlenen. Dat klagers partner op dit moment weinig steun ontvangt van familie en naasten is niet genoegzaam onderbouwd. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat zij (geheel) verstoken is van professionele hulpverlening. Verweerder heeft het verzoek tot strafonderbreking reeds hierom in redelijkheid kunnen afwijzen. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat klager terecht heeft aangevoerd dat de (door verweerder mede aan de afwijzing ten grondslag gelegde) omstandigheid dat momenteel niet blijkt wat klager concreet gaat doen om ervoor te zorgen dat zijn partner na afloop van de strafonderbreking wel de nodige duurzame zorg van anderen zal ontvangen, niet redengevend kan zijn.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 11 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter