Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5311/GB, 10 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5311/GB             

Betreft [Klager]            Datum 10 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 september 2019 beslist klager vanuit de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) van de locatie Ter Peel te Sevenum terug te plaatsen in de gevangenis van de PI Arnhem.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 14 november 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. A. Winters, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontkent het locatiegebod te hebben overtreden. Klagers enkelband heeft geen melding gemaakt of een signaal afgegeven van de vermeende overtreding. De meldkamer heeft ook geen telefonisch contact gezocht met klager, op het moment dat hij niet op het verlofadres zou zijn geweest. In de nacht van 13 op 14 september 2019 en die van 14 op 15 september 2019 verbleven klagers kleinzoon en het halfbroertje van klagers zoon op het verlofadres. Klager droeg op dat moment de zorg voor deze kinderen en is om die reden niet voornemens geweest de woning in de nachtelijke uren te verlaten.

Uit de opgevraagde GPS ‘trace’-gegevens is niet vast komen te staan hoelang en op welke tijdstippen klager niet op zijn verlofadres zou zijn geweest. De GPS-signalen die afkomstig zijn van buiten het verlofadres, zijn slechts tientallen meters verwijderd van het verlofadres. Volgens de GPS-signalen zou klager niet getraceerd zijn op openbaar begaanbare wegen rondom zijn woning, maar enkel op het privéterrein van omwonenden. Uit nadere beschouwingen van de GPS-signalen blijkt dat klager een wel heel bijzondere route zou hebben afgelegd in de nachtelijke uren tijdens zijn verlofweekend. Geen enkele bewoner heeft ervan melding gemaakt dat klager plotsklaps in zijn woning of tuin is opgedoken. Ook heeft geen enkele bewoner ervan melding gemaakt dat beplanting in zijn tuin is vertrapt. Klager is geen bekende van de personen die bij hem in de buurt wonen. Er is geen melding gemaakt van braak. Klager zou slechts de plekken kunnen bereiken door over schuttingen te klimmen. De fysieke gesteldheid van klager laat dit evenwel niet toe. Het kan niet anders dan dat sprake is van disfunctioneren van het elektronische toezicht.

Het argument van verweerder dat klager zich ook op de straten H. en B. zou hebben begeven en dat die locatie zonder capriolen zou zijn te bereiken, is evenmin aannemelijk. Uit de stukken blijkt immers dat klager zich op de daken van de woningen aan de genoemde straten zou moeten hebben opgehouden. Daarnaast geldt dat als een deel van de GPS-gegevens van de enkelband niet klopt, dit in het voordeel van klager moet worden uitgelegd en niet ten grondslag had mogen worden gelegd aan de beslissing klager terug te plaatsen. Verzocht wordt dan ook het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van minimaal € 391,47.

Standpunt van verweerder

Klager heeft zich niet gehouden aan het locatiegebod. Hij is in het weekend van 13 tot en met 15 september 2019 tijdens de nachtelijke uren niet op zijn verlofadres geweest. De reclassering heeft hier een melding van gedaan en de GPS-trails van deze dagen meegezonden. Uit deze GPS-trails blijkt specifiek dat klager drie dagen achtereen zich in de nachtelijke uren tussen 23:00 uur en 6:00 uur niet op het verlofadres heeft bevonden. Uit de GPS-trails blijkt dat de actieradius van de bewegingen buiten het verlofadres in de loop van de drie dagen steeds groter is geworden en ook verschillende richtingen uitwijst. In beroep wordt namens klager aangevoerd dat de GPS-trails niet kloppen, omdat hij zich onmogelijk heeft kunnen begeven op de locaties die de GPS-trails aangeven en hij dwars door schuttingen, afgesloten tuinen en huizen zou hebben moeten bewogen. Dit verklaart evenwel niet waarom klager bij de straten H. en B. is geweest. Dit zijn straten die zonder capriolen zijn te bereiken. Nu klager het locatiegebod op drie opeenvolgende dagen met een steeds groter bereik heeft overtreden en dit als voorwaarde verbonden was aan zijn plaatsing in een ZBBI, is de terugplaatsing naar de gevangenis van de PI Arnhem niet buitenproportioneel. Verzoek is dan ook om het beroep ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling

Klager is sinds 12 februari 2013 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van negen jaren met aftrek, wegens vermogensdelicten en een overval met geweld. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 1 februari 2021.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden; en

-    die zijn gepromoveerd.

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Verweerder heeft op 18 september 2019 beslist klager vanuit de ZBBI van de locatie Ter Peel te Sevenum terug te plaatsen in de gevangenis van de PI Arnhem, omdat klager zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die voor klager golden tijdens zijn verblijf in de ZBBI. Aan dit verblijf was – voor zover nu relevant – als bijzondere voorwaarde een locatiegebod verbonden, inhoudende dat klager tussen 23:00 uur en 07:00 uur aanwezig moest zijn op zijn verlofadres.

Verweerder heeft op basis van de in het dossier opgenomen technische informatie (de zogenaamde GPS-trails) geconcludeerd dat klager tijdens het weekendverlof tussen 14 september 2019 en 15 september 2019 in de nachtelijke uren, tussen 23:00 uur en 06:00 uur, in strijd met voornoemde bijzondere voorwaarde niet op zijn verlofadres zou hebben verbleven.

De voornaamste stelling van klager is dat evenwel getwijfeld zou moeten worden aan de betrouwbaarheid van deze technische informatie. De beroepscommissie komt tot een andere conclusie. Klager moet worden toegegeven dat de in het dossier bijgevoegde plattegrond, met daarop de trails, onduidelijkheden bevat. Deze onduidelijkheden (precisie van de bewegingen) zijn naar het oordeel van de beroepscommissie echter niet van dien aard dat de reclassering en verweerder niet op de onderliggende technische informatie af hadden mogen gaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie blijkt in ieder geval genoegzaam dat klager zich buiten het verlofadres heeft begeven. Hierbij wordt betrokken dat de belastende trails zien op meerdere meetmomenten waaruit verschillende, groter wordende bewegingen van klager blijken. Voor de beroepscommissie is niet aannemelijk dat de foutmarge in metingen zo ruim is, dat enkel gelet op het door klager gestelde, getwijfeld zou moeten worden aan deze uitslagen en de algemene conclusie die hieruit kan worden getrokken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven