Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3655/GA, 3 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3655/GA             

Betreft [klaagster]       Datum 3 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

1. De procedure

Klaagster beklaagt zich over een sportongeval alsmede over de inhoud van het naar aanleiding van dat ongeval opgemaakte rapport (TP-2019-000079).

De alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ter Peel te Sevenum heeft op 2 mei 2019 klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klaagsters raadsvrouw, mr. M.C.M. Frerix, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en de directeur van de locatie Ter Peel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Op 14 februari 2019 is klaagster betrokken geraakt bij een sportongeval. Zij is op 15 februari 2019 overgeplaatst naar het JCvSZ Scheveningen. Na terugkomst in de PI op 22 februari 2019 heeft klaagster verzocht om haar medische gegevens, mede om een klacht in te kunnen dienen. Klaagster is het niet eens met de inhoud van dit rapport. Klaagster wil onder meer tegen de inhoud van het rapport bezwaar maken omdat hier fouten in staan, maar ook omdat het rapport niet is ondertekend en omdat zij wil dat de arbeidsinspectie ingeschakeld wordt.

Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding doordat klaagster de Nederlandse taal niet goed spreekt en zich dus ook schriftelijk niet goed kan uitdrukken in deze taal. Klaagster heeft verzocht om een beklagformulier maar heeft deze aanvankelijk niet gekregen. Kennelijk omdat men niet snapte waarom zij dit formulier nodig had en onder de mededeling “wij hebben toch niets verkeerd gedaan”. Klaagster heeft dit formulier op 19 maart 2019 ontvangen en op 22 maart 2019 afgegeven met het doel dit in te dienen. Klaagster is dan ook van mening dat zij tijdig beklag heeft ingediend, dan wel dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat zij door de geschetste omstandigheden niet eerder in de gelegenheid was om dit beklag ook daadwerkelijk in te dienen. Klaagster heeft zo spoedig mogelijk en binnen zeven dagen na de uiteindelijke ontvangst van het beklagformulier het beklag daadwerkelijk afgegeven ter indiening en derhalve ingediend. 

Tevens is er in strijd gehandeld met artikel 60, derde lid, van de PW (de beroepscommissie begrijpt: Penitentiaire beginselenwet, Pbw) jo. 61, eerste, tweede en vijfde lid van de Pbw, doordat klaagster door de directeur niet tijdig in de gelegenheid is gesteld om dit beklag te doen. Voorts is er ten onrechte gehandeld in strijd met artikel 63 van PW (de beroepscommissie begrijpt: artikel 67, eerste lid, van de Pbw) doordat niet binnen de wettelijke termijn van vier weken uitspraak is gedaan.

Namens klaagster wordt het verzoek gedaan om de zaak mondeling toe te lichten. Voorts verzoekt klaagster de directeur dan wel de Minister te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Standpunt van de directeur

Door de directeur is geen standpunt ingenomen.

3. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagrechter terecht geoordeeld dat het klaagschrift niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend. De beroepscommissie volgt klaagster niet in haar stelling dat de directeur haar niet tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om onderhavig beklag in te stellen, nu enige onderbouwing daartoe ontbreekt. De beroepscommissie is van oordeel dat van een verschoonbare termijnoverschrijding in onderhavig geval geen sprake is. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Voor zover in beroep wordt geklaagd over de omstandigheid dat de beklagrechter niet binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift uitspraak heeft gedaan, maar binnen vier weken en één dag, merkt de beroepscommissie op dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan de overschrijding van de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw vermelde termijn heeft verbonden. Met betrekking tot de door klaagster verzochte kostenveroordeling, merkt de beroepscommissie op dat de Pbw een dergelijke veroordeling niet kent.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 3 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven