Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3230/SGA, 19 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:19-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3230/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 19 maart 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur) heeft op 16 maart 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van intrekking dan wel beperking van verzoekers verloven, voor de duur van vijftien dagen, in verband met getroffen maatregelen rondom het Coronavirus, ingaande op 16 maart 2020 om 16.00 uur en eindigend op 31 maart 2020 om 16.00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft de directeur in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verzoek te reageren. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van het klaagschrift (PD-2020-000270).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Blijkens de inlichtingen van de directeur zijn bij brief van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) van 13 maart 2020 voor alle justitiële inrichtingen in Nederland diverse noodmaatregelen getroffen om (verdere) verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan. Voor gedetineerden die in een ZBBI verblijven houdt dit in dat - in ieder geval tot en met 31 maart 2020 - de detentie wordt geschorst, inhoudende - zo is nader toegelicht door de directeur - dat gedetineerden thuis hun detentie ondergaan en een enkelband dienen te dragen. Dit betreft gedetineerden die aan het eind van hun straf zitten en al een groot deel van de tijd buiten de PI verblijven. Na afloop van deze noodmaatregel wordt de detentie hervat.

Verzoeker verblijft in een ZBBI en stelt dat hij ongelijk wordt behandeld omdat hij wél is teruggeplaatst in een gesloten regime, in tegenstelling tot veel andere gedetineerden die in een ZBBI verbleven. Daarnaast is niet gebleken dat de directeur een individuele belangenafweging heeft gemaakt. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat door de Minister is vastgesteld dat de bovengenoemde maatregel niet geldt voor gedetineerden voor wie een bevel gevangenhouding geldt. Voor verzoeker is door de rechter een bevel gevangenhouding afgegeven. Om die reden heeft de directeur aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd waarbij verzoekers verlof tot en met 31 maart 2020 is ingetrokken.

Door verzoeker wordt naar voren gebracht dat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van andere gedetineerden die thuis mogen verblijven. De voorzitter overweegt dat inderdaad sprake is van een ongelijke behandeling maar dat deze gerechtvaardigd is, nu er geen sprake is van gelijke gevallen. Verzoeker bevindt zich in voorlopige hechtenis. Gegeven dit bevel voorlopige hechtenis is de juridische status van verzoeker anders. Schorsing van de detentie zou betekenen dat dit bevel niet meer zou worden ten uitvoer gelegd. De voorzitter overweegt voorts dat niet alleen in het kader van de detentie, maar in de gehele maatschappij zeer ingrijpende maatregelen worden genomen, die grote gevolgen hebben voor de bewegingsvrijheid van mensen. Hoewel de voorzitter begrijpt dat de opgelegde ordemaatregel ingrijpend is voor verzoeker, is de bestreden beslissing, gezien het belang van de gezondheid van personeel en gedetineerden, niet zodanig onredelijk of onbillijk dat op dit moment tot schorsing van die beslissing overgegaan moet worden. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 19 maart 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven