Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6765/GV, 4 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6765/GV                     

Betreft [klager]            Datum 4 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 april 2020 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J.C. Reisinger, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers raadsman heeft het verzoek ingediend, maar is vervolgens niet in kennis gesteld van de bestreden beslissing. Nietigheid ligt in de rede (HR 24 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:767, rechtsoverweging 2.3) of minst genomen verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft door de coronamaatregelen niet eerder contact kunnen opnemen met zijn raadsman. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd en reeds daarom zou het beroep gegrond verklaard moeten worden.

Klagers verzoek is afgewezen vanwege zijn langdurige straf en opgelegde tbs-maatregel. Een dergelijke categorische uitsluiting volstaat niet. De noodzaak tot strafonderbreking is gelegen in de ondersteuning van klagers moeder en ter compensatie van het gebrek aan relationeel bezoek. Dit is niet nader onderzocht. Ook is onduidelijk waarom strafonderbreking niet zou kunnen dienen ter compensatie van het niet langer kunnen ontvangen van bezoek. Het is maar de vraag of klagers moeder na haar knieoperatie de benodigde zorg zal kunnen ontvangen. Door de coronacrisis ligt dergelijke zorg nagenoeg stil. Klager is bij uitstek geschikt om zijn moeder zorg te verlenen.

Standpunt van verweerder

Het beroepschrift van 28 april 2020 is gericht tegen de beslissing van 15 april 2020 en dus te laat ingediend. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te verklaren.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op klagers strafrestant en aansluitende tbs-maatregel. Daarbij is klager volgens de medische dienst detentiegeschikt. De angst voor het coronavirus is geen goede reden voor strafonderbreking.

3. De beoordeling

Uit het dossier blijkt niet wanneer de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt. Reeds hierom kan niet worden aangenomen dat het beroepschrift van 28 april 2020 te laat is ingediend. De beroepscommissie zal klager dan ook in zijn beroep ontvangen.

Klager is sinds 4 maart 2007 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 24 jaar, met aftrek, wegens moord. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 27 februari 2025, waarna hij de hem opgelegde tbs-maatregel moet ondergaan.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, vanwege vrees voor (besmetting met) het coronavirus en om zorg aan zijn moeder te kunnen verlenen.

De door de overheid getroffen (landelijke) maatregelen

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel heeft verweerder met ingang van 14 maart 2020 landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Zo zijn bezoeken en verloven opgeschort en is de (nieuwe) instroom en uitstroom van gedetineerden zoveel mogelijk beperkt. Voor het inrichtingspersoneel gelden dezelfde richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) als voor zorgmedewerkers, anders dan in ziekenhuizen, zoals het gebruik van beschermingsmiddelen. Ook worden de richtlijnen van het RIVM ten aanzien van hygiëne en het houden van voldoende afstand zoveel mogelijk nageleefd.

Verder is de beroepscommissie (gelet op RSJ 22 mei 2020, R-20/6821/GV) bekend dat vanuit de DJI een centraal crisisteam is opgericht dat intensief contact onderhoudt met onder meer het RIVM en iedere week meerdere malen direct rapporteert aan verweerder. Elke inrichting heeft een actieteam samengesteld, dat de uitvoering van de maatregelen in elke inrichting coördineert en dat – in onverhoopt geval van besmettingen – nauw contact onderhoudt met de regionale Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Uitgangspunt is dat gedetineerden met corona-gerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast en nieuw binnengekomen gedetineerden worden onderworpen aan een verscherpte medische intake om hen te controleren op corona-gerelateerde klachten. Daarna worden deze gedetineerden gedurende twee weken op een eenpersoonscel geplaatst en wordt hun gezondheid gemonitord.

De situatie in de PI Nieuwegein

Op grond van hetgeen klager heeft aangevoerd, kan niet worden vastgesteld dat sprake is of is geweest van coronabesmetting(en) in de PI Nieuwegein. Dit volgt evenmin uit de overige inhoud van het dossier.

Klagers verzoek om strafonderbreking vanwege het coronavirus

In artikel 37 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Onder meer uit berichten van zowel gedetineerden als het personeel blijkt dat de gevangenissetting de naleving van de door het RIVM opgestelde richtlijnen bemoeilijkt en hier en daar belet. De vraag is echter of de situatie in de PI Nieuwegein in klagers geval afdoende reden vormt om aan hem strafonderbreking te verlenen. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is in klagers geval onvoldoende gebleken van een zodanig onveilige situatie dat zijn detentie in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet. De hierboven genoemde getroffen (landelijke) maatregelen hebben er – kennelijk – mede toe geleid dat geen besmettingen zijn geconstateerd in de PI Nieuwegein.

In het licht van het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat klagers veiligheid en gezondheid in de inrichting onvoldoende worden gewaarborgd en dat daarom strafonderbreking noodzakelijk zou zijn.

Klagers verzoek om strafonderbreking vanwege de zorg voor zijn moeder

In artikel 36 van de Regeling staat – voor zover relevant – dat strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder.

De beroepscommissie treft in het dossier geen aanknopingspunten die erop wijzen dat klagers zorg voor zijn moeder noodzakelijk is. In beginsel kan ervan uit worden gegaan dat de noodzakelijke zorg door professionele zorgverleners kan worden geboden. Klager heeft niets concreets aangevoerd wat op het tegendeel wijst en aanleiding zou kunnen geven tot nader onderzoek (door de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering). Evenmin is gesteld of gebleken dat klagers moeder geen andere(n) in haar omgeving heeft om haar eventuele benodigde zorg te verlenen.

De beroepscommissie benadrukt dat zij goed begrijpt dat klager zijn moeder graag zou willen bezoeken, zeker nu bezoek in de inrichting door de coronamaatregelen niet mogelijk is, maar dat alleen is onvoldoende om toewijzing van het verzoek om strafonderbreking (een zeer vergaande vorm van het verlenen van vrijheden) te rechtvaardigen.

Conclusie

Nu de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking niet is komen vast te staan, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, reeds hierom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 4 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven