Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6723/GV, 22 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6723/GV             

           

Betreft (klager)            Datum 22 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van (klager) (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn zwangere partner te ondersteunen, nu haar zwangerschap problemen kent en hij aanwezig wenst te zijn bij de bevalling die begin juni 2020 staat gepland. Gelet op artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In ieder geval kan strafonderbreking worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde als bedoeld in artikel 36 van de Regeling. Volgens klager is strafonderbreking noodzakelijk om zijn zwangere partner te kunnen ondersteunen. Bovendien ervaart klagers partner verschillende klachten tijdens haar zwangerschap. Vanwege de risico’s voor haar gezondheid, maar ook voor de gezondheid van haar familie, kan ook haar familie niet bij haar zijn en niet voor haar zorgen.

De partner van klager is inmiddels opgenomen in het ziekenhuis, omdat haar bloeddruk te hoog is. Zij ligt momenteel aan het infuus en zij dient in het ziekenhuis te blijven tot en met de bevalling. In het ziekenhuis is een vroeg stadium van zwangerschapsvergiftiging geconstateerd. Het is de bedoeling dat het kindje met 37 weken (dus rond 15 mei 2020) wordt gehaald. Daarbij ligt het kindje in stuitligging en dienen klager en zijn partner te beslissen of het kindje gedraaid moet worden of niet. Klagers partner heeft het psychisch erg zwaar gelet op voornoemde omstandigheden. Temeer nu zij er alleen voor staat vanwege klagers verblijf in detentie. Vanwege de maatregelen als gevolg van het coronavirus staat klagers partner er nog meer alleen voor, nu enkel bezoek van klager is toegestaan en geen ander bezoek. De weigeringsgronden zoals die door verweerder worden genoemd, zijn niet van toepassing. Klager acht het onbegrijpelijk dat verweerder de relatie met zijn partner en ongeboren kind onvoldoende acht aangetoond. Klager heeft al jarenlang een affectieve relatie en ook tijdens het verblijf van klager in detentie heeft zijn partner hem altijd bezocht. Dat klager het kind nog niet heeft erkend, wordt ten onrechte ten grondslag gelegd aan de negatieve beslissing. Op dit moment is erkenning van het kindje namelijk nog niet mogelijk vanwege de maatregelen ten gevolge van het coronavirus. Klagers partner is niet behulpzaam geweest bij klagers eerdere vluchtpoging en hij is ook niet van plan om naar het buitenland te vertrekken.

Indien geen strafonderbreking wordt verleend aan klager om bij de bevalling te kunnen zijn en zijn partner in de periode daarvoor en daarna te kunnen steunen, is sprake van schending van het recht op family life ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is allereerst afgewezen, omdat de medisch adviseur een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. Voorts is de relatie met klagers vriendin en het ongeboren kind onvoldoende aangetoond, nu klager niet op hetzelfde adres woont en het ongeboren kind nog niet heeft erkend. Er bestaat een risico op onttrekking aan detentie, gelet op klagers eerdere onttrekking aan detentie in 2019, waarbij klagers vriendin partner in crime was. Het vermoeden bestaat dat klager zal vertrekken naar het buitenland, vanwege het eerder geuite voornemen tot ontvluchting naar het buitenland. Er is sprake van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Klager heeft zich ten tijde van zijn plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) en het hieraan verbonden regimair verlof onttrokken aan detentie van 8 september 2019 tot en met 11 oktober 2019. De wijkagent heeft in het negatieve advies over het verlofadres – onder meer – aangegeven dat klager op het adres van zijn vriendin is aangehouden. De inrichting weegt bij het negatieve advies van 16 april 2020 tevens klagers gedrag binnen de inrichting mee. Klager heeft in het eerste kwartaal van 2020 drie positieve urinecontroles en een waterige urinecontrole gehad en hij heeft een mini telefoon ingeslikt die in het ziekenhuis moest worden verwijderd, waarna klager is gedegradeerd. Uit de rapportage van de afdeling van begin april 2020 volgt dat klagers gedrag rood kleurt, hetgeen staat voor ongewenst gedrag. De wens van klager om zijn vriendin te steunen is begrijpelijk, temeer nu zij in het ziekenhuis is opgenomen vanwege een zwangerschapsvergiftiging. Ook bestaat begrip voor klagers wens om de bevalling bij te wonen (ingeleide bevalling dan wel keizersnede op of rond 15 mei 2020). Hiertegenover staan echter  forse contra-indicaties voor incidenteel verlof en strafonderbreking, gelet op de uitgebrachte adviezen. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

 

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) heeft de medische gesteldheid van klagers vriendin getoetst en acht op 10 april 2020 een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klagers partner is zwanger. De zwangerschap verliep tot dan toe  ongecompliceerd en de vermoedelijke bevallingsdatum was begin juni 2020. Klagers aanwezigheid om de benodigde zorg te verlenen aan zijn partner was derhalve niet aanwezig.

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking, nu er een risico op onttrekken aan detentie aanwezig wordt geacht, vanwege een eerdere onttrekking in 2019.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, nu klagers vriendin bij klagers eerdere ontvluchting behulpzaam is geweest door klager te verbergen. Tevens heeft klagers vriendin hierbij gelogen tegen de politiemedewerkers die aan de deur kwamen. Hierdoor heeft klager twee keer kunnen vluchten, waarbij klager tijdens zijn tweede vluchtpoging gewond is geraakt. Daarnaast hebben klager en zijn vriendin bij de politie aangegeven dat klager op het punt stond om naar het buitenland te vertrekken om zo de gevangenisstraf te ontlopen.

3. De beoordeling

Klager is sinds 9 augustus 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 1825 dagen, wegens mishandeling, bedreiging en vrijheidsberoving. Daarnaast dient hij een vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee van 19 dagen te ondergaan, alsmede een gevangenisstraf van 120 dagen wegens het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling, en vervangende hechtenissen voor twee taakstraffen van respectievelijk 20 dagen en 5 dagen. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 26 oktober 2020.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn zwangere vriendin te steunen tijdens de zwangerschap en om aanwezig te zijn bij de bevalling. De IMA achtte op 10 april 2020 strafonderbreking om medische redenen niet geïndiceerd. Uit de stukken volgt dat eind april 2020 bij klagers vriendin een vroeg stadium van zwangerschapsvergiftiging is geconstateerd en dat zij inmiddels in het ziekenhuis is opgenomen.

Klager heeft zich, terwijl hij was geplaatst in een ZBBI, van 8 september 2019 tot en met 11 oktober 2019 onttrokken aan zijn detentie, waarbij klagers vriendin behulpzaam is geweest door klager te verbergen. Deze omstandigheid vormt een forse contra-indicatie voor verlofverlening zoals nu is verzocht, ook als daaraan – zoals door klager is verzocht – voorwaarden worden verbonden. Daarbij komt dat klager ongewenst gedrag laat zien binnen de inrichting. Klager heeft in 2020 meerdere positieve urinecontroles gehad en hij heeft een mini telefoon ingeslikt die in het ziekenhuis moest worden verwijderd. Klager is naar aanleiding daarvan gedegradeerd. Daarbij volgt uit een rapportage van de afdeling van begin april 2020, gevoegd in het Advies Vrijheden IZ Strafonderbreking, dat klager rood scoort (de beroepscommissie begrijpt dat dit staat voor ongewenst gedrag) op meerdere gebieden. Door de mentor wordt geadviseerd om klagers verblijf in het basisregime te handhaven.

Klagers strafrestant is beperkt en de wens van klager om zijn partner bij te staan (na de gestelde verslechtering van haar toestand) is begrijpelijk. De beroepscommissie oordeelt evenwel dat het verlenen van strafonderbreking aan een gedetineerde die zich (op deze wijze) heeft onttrokken aan detentie en recent herhaaldelijk ongewenst gedrag vertoont binnen de inrichting, strijdt met de noodzaak van een ongestoorde tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf. Dit rechtvaardigt de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder a. en d. van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven