Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2493/TP, 11 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2493/TP

betreft: [klager] datum: 11 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 30 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en, namens de Minister, mevrouw drs. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Klagers raadsman mr.ing. T.P. Klaasen heeft bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft het beroep schriftelijk toegelicht.

Klagers verzoek om het horen als getuige van de heer [...], verslaggever bij de VPRO, is ter zitting afgewezen.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 1 november 2003 verlengd tot 30 januari 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 20 januari 2003 terbeschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 4 januari 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem. Hij verblijftthans op de individuele begeleidingsafdeling (IBA) Haarlem.

3. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hij verblijft ten onrechte in een h.v.b. Hij kan niet in een cel verblijven, daar hij autistisch is en claustrofobische angsten heeft. Hij vliegt tegen het plafond van angst.
De Minister wil hem doorsluizen naar andere huizen van bewaring met een nog strenger regime, waardoor hij vaker regels niet zal kunnen naleven en in de isoleercel zal belanden. Hij heeft daar helemaal niets aan. Hij moet behandeldworden, zoals de rechter heeft bevolen. Klager wordt alsmaar aan het lijntje gehouden en wordt daar krankjorem van. Hij moet in een tbs-inrichting worden opgenomen en worden behandeld, het liefst binnen een maand en in de Dr. S. vanMesdagkliniek te Groningen

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers passantentermijn is ten onrechte verlengd. Bij brieven van 23 september 2003 en 13 oktober 2003 van klagers raadsman aan de Minister is verzocht klager met spoed medisch te laten onderzoeken op geschiktheid voor verderverblijf in een h.v.b. en een spoedige plaatsing van klager te bevorderen. Klager kan zich niet staande houden. Ook volgens de psycholoog van het h.v.b. Haarlem is klager behoorlijk psychotisch. Klager heeft gemeld dat hij isgesepareerd, dat hij in de separeercel het anti-scheurpak heeft gescheurd en dat hij zijn polsen heeft opengebeten. Klager lijdt aan een meervoudige psychiatrische problematiek, waaronder autisme. Hij is de wanhoop nabij enongelukken zijn niet uit te sluiten.
Klager dient zo spoedig mogelijk te worden opgenomen in een tbs-kliniek om verdere schade te voorkomen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, daar klager tijdig is gehoord en bericht over de beslissing tot verlenging van de passantentermijn vanaf 1 november 2003 tot 30 januari 2004.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleefklager negen maanden in een h.v.b.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet wordenaangemerkt. Wel wordt aangegeven dat klager ondanks anti-psychotische medicatie nog steeds psychotisch is en meer psychiatrische hulp nodig heeft dan hem op de IBA Haarlem kan worden gegeven. Naar aanleiding van deze medischeverklaring is contact opgenomen met de psycholoog van de IBA Haarlem. Volgens deze psycholoog valt het best mee, is klager hanteerbaar en goed ingesteld op medicatie; de psychose wordt voor klager draaglijk gemaakt. Volgens dezepsycholoog is klager niet detentieongeschikt.
Klager heeft wel de aandacht van de Minister. Weliswaar is plaatsing in een tbs-inrichting te prevaleren, maar ook aan een plaatsing met voorrang gaat een heel traject vooraf, hetgeen inhoudt dat afhankelijk van de noodzaak aanpsychiatrische hulp eerst plaatsing op een BZA, dan IBA, vervolgens BIBA en dan FOBA plaatsvindt. Het is de verantwoordelijkheid van de inrichting van verblijf om overplaatsing aan te vragen.
De gemiddelde wachttijd voor plaatsing in een tbs-inrichting bedraagt thans 14 à 15 maanden. Klager staat op een centrale wachtlijst. Plaatsing vindt a-select plaats, dat wil zeggen daar waar een plek vrijkomt.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Zowel klager als zijn raadsman hebben de Minister voor het nemen van de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn verscheidene keren schriftelijk signalen afgegeven dat klager het vanwege zijn psychischeproblematiek niet uithoudt in een penitentiaire inrichting.
In de summiere medische verklaring d.d. 4 december 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Haarlem wordt geconcludeerd enerzijds dat het verantwoord is dat klager langer in een penitentiaire inrichting verblijft inafwachting van plaatsing in een tbs-inrichting, maar anderzijds dat plaatsing in een tbs-inrichting op redelijk korte termijn lijkt aangewezen daar klager ondanks anti-psychotische medicatie nog steeds psychotisch is en meerpsychiatrische zorg nodig heeft dan hem op de IBA Haarlem kan worden geboden.
Gelet op klagers psychiatrische problematiek en zijn zeer geringe draagkracht, zoals deze blijkt uit de pro justitia rapportage en ook ter zitting van de beroepscommissie is gebleken, alsmede op het inhoudelijke oordeel van deforensisch psychiater dat het aangewezen lijkt klager op redelijk korte termijn in een tbs-inrichting te plaatsen daar hij vanwege zijn psychische toestand meer psychiatrische hulp nodig heeft dan hem op de IBA Haarlem kan wordengeboden, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet anders worden geconcludeerd dan dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moet worden beschouwd en dat klager bij voorrang dient te worden geplaatst in eentbs-inrichting. De bestreden beslissing moet dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in een tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in eenpenitentiaire inrichting wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een penitentiaire inrichting wordt verhoogd met een bedrag van € 125,=per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr.drs. F.A.M. Bakker en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2004

secretaris voorzitter

nummer: 03/2493/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 15 januari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: mr.drs. F.A.M. Bakker en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klager.
Namens de Minister van Justitie is mevrouw drs. [...] gehoord.

Klager heeft een grote hoeveelheid cd’s meegenomen en wil dat de beroepscommissie deze tijdens de zitting beluistert, hetgeen vanwege het ontbreken van apparatuur niet mogelijk is.

Klager verzoekt de beroepscommissie, nu zijn raadsman niet ter zitting aanwezig kan zijn, de heer [...] als getuige te horen. Deze kent hem al drie jaar en kan getuigen hoe zeer het medisch onverantwoord is dat hij als tbs-passantin een huis van bewaring (h.v.b.) verblijft. De heer [...] is geen arts, maar humanistisch verslaggever bij de VPRO. Hij volgt klager al tweeënhalf jaar wat betreft zijn problematiek. Het gaat slecht met klager. Klager vindt hetmoeilijk om ter zitting zijn verhaal te doen, zonder dat er iemand bij is die hem kent en hem rustig kan houden. Hij wil de heer [...] erbij hebben, anders zegt hij niets meer en houdt hij de zitting aan.

De zitting is in verband met klagers verzoek tot het horen als getuige van de heer [...] geschorst om over dit verzoek te beraadslagen. Na hervatting van de zitting is dit verzoek door de beroepscommissie afgewezen, omdat de zittingeen besloten karakter heeft. Overigens beschikt de beroepscommissie op zich over voldoende schriftelijke informatie om na de zitting, mede aan de hand van hetgeen klager en de vertegenwoordigster van de Minister nog naar vorenwillen brengen, een beslissing te kunnen nemen.

Klager heeft - zakelijk weergegeven - alsnog het volgende verklaard.
De psychiater die de pro justitia rapportage van 19 september 2002 heeft opgesteld heeft valsheid in geschrifte gepleegd. Het klopt niet dat er vier kinderen van vier verschillende vaders zijn. Er zijn drie kinderen, van wie alleenzijn zus een andere vader heeft. Zijn broer is overleden. Klager was tweeënhalf jaar en niet zeven jaar toen hij naar een pleeggezin ging. Voorts wordt klager in die rapportage ten onrechte beschreven als een onmogelijke persoon,die honderd procent ongeschikt is om in de maatschappij te leven.
Klager verblijft ten onrechte in een h.v.b. Hij kan niet in een cel verblijven, daar hij autistisch is en claustrofobische angsten heeft. De Minister wil hem doorsluizen naar andere huizen van bewaring met een nog strenger regime,waardoor hij vaker regels niet zal kunnen naleven en in de isoleercel zal belanden. Hij heeft daar helemaal niets aan. Hij moet behandeld worden, zoals de rechter heeft bevolen. Klager wordt alsmaar aan het lijntje gehouden en wordtdaar krankjorem van. Hij moet in een tbs-inrichting worden opgenomen en worden behandeld, het liefst binnen een maand en in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Klager is ontvankelijk in zijn beroep.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, daar klager tijdig is gehoord en bericht over de beslissing tot verlenging van de passantentermijn vanaf 1 november 2003 tot 30 januari 2004.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een h.v.b.
Niet is gebleken van een dermate ernstige situatie dat klager met voorrang in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. Blijkens de overgelegde medische verklaring is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschiktvoor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. Wel wordt aangegeven dat klager ondanks anti-psychotische medicatie nog steeds psychotisch is en meer psychiatrische hulp nodig heeft dan hem op de IBA Haarlem kan worden gegeven.Naar aanleiding van deze medische verklaring is contact opgenomen met de psycholoog van de IBA Haarlem. Volgens deze psycholoog valt het best mee, is klager hanteerbaar en goed ingesteld op medicatie; de psychose wordt voor klagerdraaglijk gemaakt. Volgens deze psycholoog is klager niet detentieongeschikt.
Klager heeft wel de aandacht van de Minister. Weliswaar is plaatsing in een tbs-inrichting te prevaleren, maar ook aan een plaatsing met voorrang gaat een heel traject vooraf, hetgeen inhoudt dat afhankelijk van de noodzaak aanpsychiatrische hulp eerst plaatsing op een BZA, dan IBA, vervolgens BIBA en dan FOBA plaatsvindt. Het is de verantwoordelijkheid van de inrichting van verblijf om overplaatsing aan te vragen.
De gemiddelde wachttijd voor plaatsing in een tbs-inrichting bedraagt thans 14 à 15 maanden. Klager staat op een centrale wachtlijst. Plaatsing vindt a-select plaats, dat wil zeggen daar waar een plek vrijkomt.

secretaris voorzitter

Naar boven