Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3434/GA, 28 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3434/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 28 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing met volgnummer 22199699, waarin wordt gesteld dat klager regelmatig gokte, een boekhouder was en grote risico’s liep op de afdeling, als gevolg waarvan klager nu in een beperkt gemeenschapsregime zit (IJ-2019-000277).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 4 april 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. T.C. Heijmerink, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht om - in bijzijn van zijn raadsvrouw - te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. Zij acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

De beklagrechter heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard, nu klager zijn klacht onvoldoende nauwkeurig heeft omschreven. Klager heeft alleen naar een volgnummer verwezen en heeft daarmee niet kenbaar gemaakt over welke beslissing van de directeur hij zich wenst te beklagen.

In beroep is gebleken dat de klacht ziet op de selectiebeslissing van 8 maart 2019. Dit betreft geen beslissing van de directeur waar op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag tegen openstaat. Op grond van artikel 15, eerste lid en derde lid, van de Pbw is de Minister bevoegd tot plaatsing en overplaatsing naar een inrichting of afdeling. Artikel 17 en 18 van de Pbw geven de te volgen procedures aan.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter, met de informatie die destijds voorhanden was, klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het onvoldoende nauwkeurig omschrijven van zijn klacht. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Gelet op de informatie die in beroep naar voren is gekomen, waaruit is gebleken dat het beroep zich richt tegen een beslissing van de Minister, zal de beroepscommissie de stukken in handen stellen van de Minister ter verdere behandeling.

 

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Gelet op de in beroep naar voren gekomen informatie, bepaalt de beroepscommissie dat de stukken in handen van de Minister worden gesteld ter verdere behandeling. 

 

 

Deze uitspraak is op 28 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

      

secretaris        voorzitter

Naar boven