Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5492/GB, 27 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/5492/GB

Betreft:[klager]            datum: 27 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M. Koers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Sittard afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 23 december 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Op 9 januari 2020 is klager overgeplaatst de gevangenis van de p.i. Nieuwegein.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het verzoek is afgewezen omdat de reisafstand voor klagers vriendin van Eindhoven naar Vught korter zou zijn dan de reisafstand van Eindhoven naar Sittard. Vooropgesteld dat de vriendin van klager niet in Eindhoven maar in Valkenswaard woonachtig is, gaat het uiteindelijk om de reistijd en niet om de reisafstand. Daarnaast wenst klager dat zijn oom op bezoek kan komen, hetgeen niet mogelijk is zolang hij in de p.i. Vught verblijft. Aan zijn verzoek tot overplaatsing ligt ook ten grondslag dat klager zijn draai niet kan vinden in de p.i. Vught. Een frisse start in een andere inrichting zou daarom fijn zijn.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager ontving in de p.i. Vught regelmatig bezoek, waaronder wekelijks van zijn vriendin. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Klager stelt dat zijn oom hem niet kan bezoeken, maar hij heeft dit niet schriftelijk onderbouwd. Ook wordt niet duidelijk, althans niet schriftelijk onderbouwd, dat zijn oom niet tot reizen in staat zou zijn.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat op 8 januari 2020 door de directeur van de p.i. Vught een selectieadvies is opgesteld, waarin de directeur adviseert klager over te plaatsen. Dit naar aanleiding van de omstandigheid dat bij klager verboden gedragsbeïnvloedende middelen zijn aangetroffen. Na de vondst daarvan heeft klager de reiniger bedreigd. Hierop is klager op 8 januari 2020, wegens veiligheidsredenen, geselecteerd voor de p.i. Nieuwegein en een dag later is hij overgeplaatst.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Sittard, omdat – zo blijkt uit het schriftelijk verzoek – zijn vriendin niet ver daarvandaan woont en zijn oom woonachtig is in Geleen. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het overplaatsingsverzoek, omdat klagers vriendin woonachtig is in Eindhoven en zij wekelijks op bezoek komt.

4.2.      Wat klager aan zijn overplaatsingsverzoek ten grondslag heeft gelegd en nader heeft toegelicht in beroep, is onvoldoende zwaarwegend om te kunnen oordelen dat zijn verzoek had moeten worden toegewezen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager – die op dit moment in de p.i. Nieuwegein verblijft – in de p.i. Vught niet verstoken was van bezoek (hij kreeg onder meer bezoek van zijn vriendin). Waarom klagers oom niet in staat zou zijn om klager te bezoeken in de p.i. Vught, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende feitelijk onderbouwd. De stelling dat klager zijn draai niet zou kunnen vinden in de p.i. Vught, vindt geen steun in het dossier en kan bovendien niet zonder meer leiden tot toewijzing van een verzoek tot overplaatsing.

4.3.      Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 27 maart 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven