Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-84, 9 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

nummer:          R-84

betreft: [klager] datum: 9 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een op 2 januari 2018 verzonden uitspraak van de alleensprekende beklagrechter bij p.i. Vught, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2018, gehouden in p.i. Vught is gehoord […], juridisch medewerker bij de p.i. Vught. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het te weinig gebruik kunnen maken van onderwijs, namelijk maar 2,5 uur in acht weken (VU 2017/001391).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directie heeft geen verklaring voor het te laat indienen van het beroepschrift. Niet is bekend wanneer zij de uitspraak ontving.

Met betrekking tot de inhoud van het beklag geldt het volgende. De verbouwing zou ongeveer zeven weken in beslag nemen. De verbouwing is aangekondigd op het intranet, via de onderwijsroosters en is mondeling verteld tegen gedetineerden. Er werd wel degelijk gekeken naar alternatieven om het onderwijs te kunnen organiseren. Zo werd gekeken of het mogelijk was om unit 3 op de PPC beschikbaar te stellen. Er waren geen alternatieven, omdat de veiligheid niet gewaarborgd kon worden. Het was namelijk niet controleerbaar wanneer welke gedetineerden waar aanwezig zouden zijn. Incidenten konden daardoor ook niet zonder meer voorkomen worden. Uiteindelijk vond het studeren plaats in een noodlocatie in een zeer beperkte ruimte. De lessen konden doorgaan. Klager kon in de weken 23 t/m 30 beperkt gebruik maken van de computers bij het onderwijs. Beperkt betekent één uur in de week. Klager kon in de weken 21 en 22 geen gebruik maken van het op internet aangeboden onderwijs, vanwege de voortgangsweken. De verbouwing begon in week 24. Op het moment van het indienen van het klaagschrift was de verbouwing vijf weken bezig. De verbouwing duurde niet langer dan de zeven weken. Klager kon gedurende de periode van de verbouwing één uur per week gebruik maken van een computer ter facilitering van zijn studie. Vanaf week 31 genoot hij tweemaal per week onderwijs. Daarnaast kon klager wel gewoon zelf studeren. Er werd dan ook voldaan aan de zorgplicht, zoals geregeld in artikel 48, tweede lid van de Pbw.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dat standpunt luidde als volgt. De directie had van te voren maatregelen moeten treffen. Het is namelijk voorzienbaar dat het onderwijs tijdens een verbouwing beperkt wordt. Het onderwijs viel vervolgens ook een paar keer uit. Hierdoor genoot hij in acht weken tijd maar tweeëneenhalf uur onderwijs. Dat is te weinig.

 

3.         De beoordeling

Allereerst is de beroepscommissie van oordeel dat er geen sprake is van termijnoverschrijding. Uit de uitspraak van de beklagrechter maakt de beroepscommissie op dat de uitspraak verzonden is op 2 januari 2018. Niet is duidelijk wanneer deze uitspraak werd gedaan en of die mondeling werd gedaan. Nu dat niet meer vast te stellen is, gaat de beroepscommissie er vanuit dat de directie van de p.i. Vught bekend werd met de beslissing na ontvangst van de uitspraak per post. Post wordt vaak de volgende dag na de dag van versturen ontvangen. Dat zou dan 3 januari 2018 zijn. Op 10 januari 2018 werd beroep ingediend. Het beroepschrift is dan ook op tijd ingediend, zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid van de Pbw.

Vaststaat dat klager gedurende ongeveer twee maanden tijd minder gebruik kon maken van de onderwijscomputers, vanwege een benodigde verbouwing op de betreffende afdeling. Die faciliteit kon, vanwege veiligheidsredenen niet aangeboden worden op een andere afdeling. Naar het oordeel van de beroepscommissie is hier sprake van ongelukkige samenloop van omstandigheden, waardoor klager een korte periode minder gebruik kon maken van de computer. Hoewel klager stelt dat hij daarvan last heeft ondervonden is de beroepscommissie van oordeel dat het recht op het kunnen studeren niet zonder meer betekent het recht op het gebruik van een computer. Ook zonder een computer kan namelijk gestudeerd worden en is onderwijs nog steeds mogelijk. De beroepscommissie stelt daarnaast als onweersproken vast dat klager, hoewel minder dan normaal, wel gebruik kon maken van de computers bij het studeren en dat de verminderde beschikbaarheid daarvan korte tijd heeft geduurd. De directeur heeft zijn zorgplicht -zoals bedoeld in artikel 48 van de Pbw- in dit opzicht niet geschonden

Het beroep van de directie zal gegrond verklaard worden en het beklag zal alsnog ongegrond verklaard worden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 9 juli 2018

 

 

          

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven