Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5367/GB, 26 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-19/5367/GB

 

Betreft:[klager]                        datum: 26 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam of een gevangenis van de p.i. Veenhuizen afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 7 november 2018 gedetineerd en verbleef op dat moment in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Dordrecht. Op 9 maart 2019 is klager een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD-maatregel) opgelegd. Sinds 16 april 2019 verbleef hij in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet te Rotterdam. Op 31 mei 2019 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, omdat hij weigert mee te werken aan de opgelegde ISD-maatregel. Bij beslissing van 5 februari 2020 is klager geselecteerd voor de ISD-afdeling van de p.i. Nieuwegein, nadat hij zeven weken op eigen verzoek in afzondering heeft verbleven.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Op 25 juni 2019 is namens klager een verzoek tot overplaatsing ingediend. Klager verbleef op dat moment in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Hij wenst niet mee te werken aan de aan hem opgelegde ISD-maatregel en daarom is hij in samenspraak met de Minister geplaatst in een reguliere inrichting. Klager had de wens uitgesproken voor de p.i. Dordrecht of de locatie De Schie, maar werd geplaatst in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager verblijft in het basisprogramma en zit, los van enkele programmaonderdelen, hele dagen ingesloten. Een overplaatsing naar de locatie De Schie zal zijn gemoedstoestand hoogstwaarschijnlijk doen verbeteren. De Minister heeft het verzoek tot overplaatsing afgewezen nu aan klager een ISD-maatregel is opgelegd en hij bij hoge uitzondering zou zijn geselecteerd voor een gevangenis in de regio Rotterdam. Klager begrijpt dit standpunt niet, nu de beslissing dat klagers situatie een uitzondering vormt en hij geplaatst mag worden in een gevangenis, reeds is genomen. Klager is namelijk met goedkeuring van het Openbaar Ministerie geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Om die reden zou in dit geval niet ter discussie moeten staan of klager, in het kader van de opgelegde ISD-maatregel, in een ISD-afdeling dan wel een reguliere afdeling geplaatst dient te worden. Klager begrijpt dan ook niet waarom een overplaatsing naar een andere gevangenis problematisch wordt geacht. De Minister merkt op dat klager niet in aanmerking komt voor een faseringstraject en bijbehorende vrijheden. Bij een overplaatsing naar de p.i. Dordrecht of de locatie De Schie zal klager echter niet meer vrijheden krijgen, nu de vrijheden gelijk zijn aan zijn verblijf in de p.i. Krimpen aan den IJssel, namelijk geen vrijheden. Daarbij stelt de Minister dat klager conform zijn verzoek is geplaatst in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Dat is onjuist. Tot slot blijkt nergens uit dat er bezwaren bestaan tegen een overplaatsing. Klager heeft daarentegen veel belang bij een overplaatsing en wenst de resterende detentieperiode onder goede omstandigheden door te brengen. Hij is het ook niet eens met zijn overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein. Daartegen heeft hij dan ook bezwaar ingesteld.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel volgt dat klager naar behoren functioneerde en deelnam aan de aangeboden activiteiten. Het personeel was niet bekend met de klachten die klager benoemt. Bij dergelijke klachten dient klager contact op te nemen met bijvoorbeeld de inrichtingspsycholoog, zodat kan worden bezien of sprake is van dusdanig ernstige psychische klachten op grond waarvan overplaatsing is geïndiceerd. Dat het dagprogramma in de p.i. Krimpen aan den IJssel een negatieve invloed had op klagers gemoedstoestand, is onvoldoende onderbouwd. Bovendien geeft klager zelf aan dat hij in een andere inrichting niet meer vrijheden zal genieten. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het opmerkelijk is dat klager zijn primaire verzoek tot overplaatsing naar de locatie De Schie dan wel de p.i. Dordrecht bij e-mail van 3 september 2019 heeft gewijzigd vanwege de lange wachtlijsten en daarbij zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de p.i. Veenhuizen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Namens klager is op 21 juni 2019 verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie of de gevangenis van de p.i. Dordrecht, kort gezegd vanwege de negatieve impact van zijn plaatsing in de p.i. Krimpen aan den IJssel op zijn gemoedstoestand. Vanwege de lange wachtlijsten voor gevangenissen in de regio Rotterdam, is namens klager bij e-mail van 3 september 2019 verzocht om overplaatsing naar de p.i. Veenhuizen.

4.2.      De beroepscommissie overweegt het volgende. Het signaal met betrekking tot klagers gemoedstoestand, wordt – zo blijkt uit het selectieadvies van 8 oktober 2019 – niet herkend. Daarbij volgt uit dat advies dat klager (buiten zijn middelengebruik) goed functioneerde in de inrichting en deelnam aan de aangeboden activiteiten. De stelling dat de plaatsing in de p.i. Krimpen aan den IJssel een negatieve invloed had op klagers gemoedstoestand, vindt derhalve geen steun in het dossier en is ook niet nader onderbouwd door of namens klager. De stelling dat hij in de p.i. Krimpen aan den IJssel nauwelijks vrijheden genoot en een overplaatsing zijn gemoedstoestand in dat opzicht zou verbeteren, kan de beroepscommissie ook niet volgen.

4.3.      Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing om klagers verzoek tot overplaatsing af te wijzen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven